ECLI:NL:RBZWB:2022:610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7008
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 8 juni 2020, waarin haar recht op een uitkering op grond van de Wet WIA werd afgewezen. Op 15 december 2021 heeft het UWV de rechtbank geïnformeerd dat het bestreden besluit niet wordt gehandhaafd en heeft het een gewijzigde beslissing op bezwaar overgelegd. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank over de proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit het besluit van 15 december 2021. De proceskosten worden vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers en is openbaar gemaakt op 8 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7008 WIA
uitspraak van 8 februari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. M. van der Veen, jurist bij Achmea,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar recht op een uitkering op grond van de Wet WIA.
Bij brief 15 december 2021 heeft het UWV de rechtbank bericht het bestreden besluit niet te handhaven en is tevens de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 december 2021 aan de rechtbank overgelegd.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank omtrent de proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 15 december 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 februari 2022en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.