ECLI:NL:RBZWB:2022:6111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/401139 / JE RK 22-1547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige met hechtingsstoornis en onduidelijke positie van de vader

Op 13 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarig meisje, hierna te noemen [voornaam 2], dat lijdt aan een hechtingsstoornis. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De GI had op 2 september 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam 2] te verlengen met een jaar, omdat er nog steeds zorgen zijn over haar ontwikkeling. De moeder steunt de verlenging, maar heeft frictie ervaren met de GI en wenst een andere medewerker. De vader, die met drugsproblemen kampt, heeft een onduidelijke rol in het leven van [voornaam 2] en er is geen gestructureerde omgangsregeling. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam 2]. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling met zes maanden en houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot een volgende mondelinge behandeling. De GI moet een schriftelijk verslag indienen over de voortgang van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/401139 / JE RK 22-1547
Datum uitspraak: 13 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Tilburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[naam 1], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [voornaam 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1], bijgestaan door mr. T. van Riel te Breda, advocaat,

[naam 3],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 2 september 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag;
- de e-mailberichten van de advocaat van de moeder van 13 oktober 2022.
Op 13 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder (telefonisch), bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn niet verschenen:
- [voornaam 2];
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam 2] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 22 oktober 2020 is [voornaam 2] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 22 oktober 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt, met uitvoerbaar bij voorraad, om de ondertoezichtstelling van [voornaam 2] te verlengen met een jaar.

De standpunten

De GI heeft bij de mondelinge behandeling volhardt bij haar verzoek. Er zijn nog steeds zorgen om [voornaam 2]. Het afgelopen jaar is via [naam zorginstantie] getracht te werken aan de emotieregulatie, herkennen en erkennen van emoties en de algemene sociale ontwikkeling van [voornaam 2]. Echter lijkt [voornaam 2] dicht te klappen als het over haar emoties gaat en zij sluit zich af voor een nieuwe vorm van therapie. De moeder staat niet achter de hulpverlening van [naam zorginstantie], omdat de moeder vindt dat het een averechtse werking heeft voor [voornaam 2]. Het afgelopen jaar is er frictie ontstaan tussen de gezinsvoogd en de moeder, terwijl volgens de GI in samenspraak met of volgens de wensen van de moeder is gehandeld. Hierdoor is er op dit moment nauwelijks contact tussen de moeder en de GI. Daarnaast heeft de moeder geen contact met de vader. [voornaam 2] heeft ook vrijwel geen contact met haar vader, in ieder geval is geen sprake van een gestructureerd lopende regeling. Wel heeft [voornaam 2] contact met haar grootouders vaderszijde en tijdens deze contactmomenten ziet zij haar vader wel eens. Vader heeft het gezag over [voornaam 2] en een omgangsregeling, die niet wordt uitgevoerd. Hierdoor wordt een beroep gedaan op de grootouders vaderszijde.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat moeder het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het afgelopen jaar is er wel frictie ontstaan tussen de gezinsvoogd en de moeder. Hierdoor wenst de moeder een andere medewerker vanuit de GI in het belang van [voornaam 2]. Verder is vader buiten beeld door zijn drugsprobleem. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader. Er is geen communicatie tussen de ouders. De moeder heeft het afgelopen jaar last gehad van de betrokkenheid van de GI, maar een ondertoezichtstelling is wel van positieve waarde voor [voornaam 2]. Subsidiair verzoekt de moeder om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het resterende deel van het verzoek aan te houden, zodat er een toets moment wordt gerealiseerd. De aankomende periode dient gebruikt te worden om een ouderschapsplan op te stellen en of de rol van vader in het leven van [voornaam 2] te onderzoeken.
Uit het verzoek blijkt dat de vader akkoord gaat met de verlenging van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 lid 1 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam 2]. Dit blijkt uit het verzoek en wat namens de GI bij de mondelinge behandeling is aangevoerd. [voornaam 2] heeft hechtingsstoornis en laat hierdoor problemen in haar gedrag zien. Hiervoor heeft [voornaam 2] langdurig therapie gehad, maar dit blijkt onvoldoende. Waar dit stuk wellicht niet-ontvankelijk binnen het vrijwillige kader zou kunnen lopen is er een ander aspect: de rol van de vader in het leven van [voornaam 2]. Daarover ontstaat steeds meer onzekerheid en onduidelijkheid. De vader lijkt niet in staat zijn leven behoorlijk op rails te krijgen waardoor het de vraag is in welke vorm hij een invulling zou kunnen geven aan zijn vaderschap. De kinderrechter acht op basis van hetgeen op dit moment aan de orde is niet uitgesloten dat de rol van de vader in de komende jaren beperkt zal blijven tot momenten dat de vader [voornaam 2] zal ontmoeten waarschijnlijk bij ouders vaderszijde dan wel in omstandigheden waarin er sprake is van toezicht. Het wantrouwen van de moeder in de vader is, zo blijkt tijdens de mondelinge behandeling, nog altijd sterk aanwezig. Het is echter niet aan de moeder daaraan de conclusie te verbinden dat er geen contact meer kan zijn tussen de vader en [voornaam 2]. Vooral om die reden is een OTS nu nog noodzakelijk. Het gaat over het bepalen van de plaats van de vader in het leven van [voornaam 2]. Daar komt dan ook de vraag bij of het nodig is dat het gezag van de vader zal worden beëindigd als de vader niet tot een structureler invulling van zijn vaderschap zal komen dan thans het geval is. De GI heeft er tijdens de mondelinge behandeling mee ingestemd om dit vraagstuk de komende periode in onderzoek te nemen. De advocaat van de moeder heeft zich bereid verklaard hierover in gesprek met de GI te gaan. Ten slotte acht de kinderrechter het, gelet op de problematiek van de vader, van belang dat de band van [voornaam 2] met haar grootouders vaderszijde geborgd wordt, in de zin dat onderzocht wordt of die omgangsregeling een gestructureerd karakter kan krijgen, bij afwezigheid van zo’n regeling met de vader. In de komende ondertoezichtstellingsperiode kan de GI met de moeder en de grootouders vaderszijde onderzoeken of en in welke vorm deze band een bestendig karakter zal krijgen. Juist met het oog op beëindiging van de ondertoezichtstelling is het van belang al deze kwesties in beschouwing te nemen.
De kinderrechter acht een beperking van de duur van de ondertoezichtstelling aan de orde om de voortgang van de ondertoezichtstelling te kunnen toetsen. Het resterende deel van het verzoek van de GI zal worden aangehouden tot de hierna te melden mondelinge behandeling. Van de GI wordt verwacht dat zij uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling een schriftelijk verslag indient met de resultaten over de stand van zaken binnen de ondertoezichtstelling, met aandacht voor voornoemde onderwerpen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam 2] met ingang van 21 oktober 2022 tot 21 april 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum en tijdstip], bij de rechterrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, in afwachting van het verslag van de GI;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de mondelinge behandeling voor [voornaam 2], de moeder en haar advocaat, de vader en de GI;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 20 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.