ECLI:NL:RBZWB:2022:6120
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.H.N.C. van Beek, had een beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV, die betrekking hadden op de terugvordering van een uitkering op grond van de Ziektewet. Het UWV had in een primair besluit van 18 augustus 2020 een bedrag van € 1895,84 teruggevorderd, wat door verzoekster werd bestreden. Na een herziening van het besluit op 14 juli 2022, waarbij het UWV de vordering verlaagde tot € 123,20, trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat het UWV niet tegemoetgekomen was aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat verzoekster de benodigde gegevens al eerder had kunnen aanleveren en dat het UWV voldoende had gedaan om de juiste informatie te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een relatie tussen de gronden van het beroep en de handeling van het bestuursorgaan, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.
De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing. Verzoekster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens was met de uitspraak.