ECLI:NL:RBZWB:2022:6120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2617
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.H.N.C. van Beek, had een beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV, die betrekking hadden op de terugvordering van een uitkering op grond van de Ziektewet. Het UWV had in een primair besluit van 18 augustus 2020 een bedrag van € 1895,84 teruggevorderd, wat door verzoekster werd bestreden. Na een herziening van het besluit op 14 juli 2022, waarbij het UWV de vordering verlaagde tot € 123,20, trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat het UWV niet tegemoetgekomen was aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat verzoekster de benodigde gegevens al eerder had kunnen aanleveren en dat het UWV voldoende had gedaan om de juiste informatie te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een relatie tussen de gronden van het beroep en de handeling van het bestuursorgaan, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing. Verzoekster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2617 ZW
uitspraak van 20 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] (verzoekster), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: mr. W.H.N.C. van Beek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 18 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan verzoekster een bedrag van € 1895,84 aan betaalde uitkering (ten behoeve van een werkneemster) op grond van de Ziektewet (ZW) over de periode van 11 december 2019 tot en met 7 juni 2020 teruggevorderd.
In een besluit van 7 mei 2021 (bestreden besluit I) heeft het UWV verzoeksters bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
In een besluit van 14 juli 2022 (bestreden besluit II) heeft het UWV bestreden besluit I herzien en verzoeksters bezwaren alsnog gegrond verklaard, in zoverre dat de vordering is vastgesteld op een bedrag van € 123,20 bruto, te vermeerderen met de sv-premies.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met een verzoek om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft in een brief van 14 juli 2022 uiteengezet waarom dit verzoek volgens haar moet worden afgewezen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Beoordeeld moet worden of het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Het begrip 'tegemoetkomen' moet restrictief worden uitgelegd, in die zin dat er een relatie moet zijn tussen de gronden van het beroep en de handeling waarmee het bestuursorgaan alsnog de wensen van de indiener van het beroepschrift honoreert.
3. De rechtbank stelt vast dat het UWV bestreden besluit II heeft genomen naar aanleiding van (nadere) loongegevens over verzoeksters werknemer, die op 13 juli 2022 zijn verstrekt nadat het UWV hierom heeft verzocht in een brief van 18 mei 2022 en een e-mail van 11 juli 2022. Deze gegevens had verzoekster echter al in de bezwaarfase kunnen verstrekken, nu het UWV haar hierom al heeft verzocht in een e-mail van 29 april 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoeksters stelling dat het UWV in de bezwaarfase meer had moeten doen om de juiste gegevens te verkrijgen slaagt niet, nu de e-mail van 29 april 2021 voldoende concreet en duidelijk is. De stelling van verzoekster dat zij de implicaties van alle (eerdere) corre-spondentie van het UWV over de betrokken ZW-uitkering mogelijk onvoldoende heeft doorzien door de gevolgen van de eerste corona-golf en de door de overheid genomen maatregelen, geeft evenmin aanleiding voor een andere conclusie.
5. De rechtbank zal het verzoek om het UWV te veroordelen in de proceskosten afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 20 oktober 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.