ECLI:NL:RBZWB:2022:6135
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake beëindiging Ziektewetuitkering
Op 21 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in [woonplaats], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 19 november 2021, waarin het bezwaar van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering op 9 juli 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was de termijn geëindigd op 31 december 2021, maar het beroepschrift werd pas op 19 januari 2022 ontvangen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat eiser het beroepschrift met PostNL had verzonden en dat de track & trace sticker aangaf dat het op 17 januari 2022 op de post was gedaan. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het beroepschrift eerder op de post was gedaan. Eiser voerde aan dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen verontschuldiging was. Eiser had de verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen ter behartiging van zijn belangen, ook al was hij ziek. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.