ECLI:NL:RBZWB:2022:6158

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/402022 JERK 22-174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en opvoedingsomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 3 oktober 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [voornaam 2] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam 2], die getuige is van de spanningen en conflicten tussen de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om de zorgen over hun verantwoordelijkheden weg te nemen, en hulpverlening in een vrijwillig kader heeft niet tot positieve resultaten geleid. De moeder en de vader hebben beiden ingestemd met het verzoek van de Raad, maar er zijn zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op [voornaam 2].

De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam 2] te beschermen. Er moet gewerkt worden aan een risicotaxatierapport en een plan van aanpak. De kinderrechter heeft ook gewezen op de mogelijkheid van een gezinsadvocaat en een schottenaanpak, maar heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling met een beperkte duur moet worden ingesteld om de gestelde doelen te kunnen toetsen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/402022 / JE RK 22-1714
Datum uitspraak: 20 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Breda,
betreffende

[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboortedatum] ,

hierna te noemen: [voornaam 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[naam 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

Hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Roosendaal.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 3 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag.
Op 13 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam 2] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam 2] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de Raad stelt dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam 2] . Volgens de Raad is [voornaam 2] getuige van de spanningen en conflicten tussen de ouders. De ouders hebben onder andere onenigheid over de kinderopvang, de contactregeling, het opstarten van hulp en zorgen over elkaar als ouder van [voornaam 2] . De Raad maakt zich zorgen dat [voornaam 2] deze spanningen en onenigheid meekrijgt en zij terecht komt in een loyaliteitsconflict tussen haar ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat en bereid om de zorgen over hun eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Hulpverlening in een vrijwillig kader heeft tot onvoldoende positieve resultaten geleid. Zo hebben de ouders zich aangemeld bij de vrijwillige hulpverlening met andere doelen dan de Raad van belang vindt voor [voornaam 2] . Een gedwongen kader is daardoor noodzakelijk.
De moeder is het eens met het verzoek van de Raad om [voornaam 2] onder toezicht te stellen. Verder hoopt de moeder dat er wordt gekeken naar de dynamiek tussen de moeder en de vader. Ook wenst de moeder een specialist in complexe echtscheidingen zoals Sterk Huis in deze zaak.
De vader stemt in met het verzoek van de Raad. Verder geeft hij aan dat hij, de Raad, de GI en de moeder van meningen verschillen en hiervoor hulp ingezet dient te worden.
De vertegenwoordigster van de GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Er zijn zorgen over [voornaam 2] en over de manier waarop de ouders met elkaar communiceren. Daar moet zo snel mogelijk verbetering in komen. Als [voornaam 2] onder toezicht wordt gesteld is er niet direct een gezinsvoogd beschikbaar. Er is een wachtlijst, dit kan enige maanden duren.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er forse zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [voornaam 2] . De verstandhouding tussen de ouders van [voornaam 2] is ernstig verstoord. [voornaam 2] groeit op met twee ouders die elkaar diskwalificeren en niet met elkaar kunnen communiceren. Zij laten dat ter zitting ook duidelijk zien: de moeder maakt haar ongenoegen over hetgeen de vader uitdraagt met haar hele lichaamshouding duidelijk; de vader houdt zijn verhaal over wat hij inmiddels zelf al in gang zet om [voornaam 2] te ondersteunen zonder enige uiting van (gewenste) betrokkenheid van de moeder daarbij.
De vader en de moeder onderschrijven de ontwikkelingsbedreiging beschreven in het verzoek van de Raad. De ouders hebben verschillende visies over de problemen. Het lukt hen niet om verbetering van hun betrekkingen te realiseren. Geconstateerd wordt dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet tot positieve resultaten heeft geleid. Zowel de vader als de moeder hebben zich in een vrijwillig kader aangemeld voor hulpverlening met uiteenlopende doelen. Beide ouders willen meer zicht op de andere ouder. Een eigen aandeel wordt niet gezien.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Er moet in een gedwongen kader aan de volgende door de Raad gestelde doelen worden gewerkt:
  • [voornaam 2] kan een eigen beeld ontwikkelen van haar ouders zonder dat dit beïnvloed wordt door het negatieve beeld wat ouders van elkaar hebben;
  • [voornaam 2] heeft een prettig en onbelast contact met haar beide ouders;
  • Ouders leren zich anders tot elkaar te gaan verhouden.
De kinderrechter acht het van belang dat er in de startfase van de ondertoezichtstelling een risicotaxatierapport wordt opgesteld alsmede een plan van aanpak. De kinderrechter acht het niet verantwoordt dat in deze zaak een wachttijdperiode met zich gaat brengen dat er voorlopig niets gebeurt. De kinderrechter heeft erop gewezen dat in enkele zaken waarin een ondertoezichtstelling lopende is en sprake is van complexe relatieproblematiek een duo van een familierechtsadvocaat en een gedragswetenschapper tezamen genaamd ‘gezinsadvocaat’ is ingezet. De inzet bestaat uit het opstellen van een risicotaxatierapport en een plan van aanpak alsmede het tezamen met de GI voeren van een zeer strakke en intensieve regie op de ouders en het kind. Gedurende een onvermijdelijke wachttijdfase kan de Gezinsadvocaat ouders enige voorlopige begeleiding bieden, teneinde erger te voorkomen. Op basis van het plan van aanpak in te zetten hulpverleningstraject voor ouders en het kind kan de gezinsadvocaat dan wellicht ook bevorderen dat hulpvragen van ouders een gemeenschappelijk en door hen beide gesteund kader krijgen. De kinderrechter heeft ook gewezen op de mogelijkheid tot het inzetten van een schottenaanpak. Gelet op de wachtlijstenproblematiek zal de inzet van de schottenaanpak waarschijnlijk niet tot de mogelijkheden behoren. Het zou wel een interventie zijn die deze ouders baat zou kunnen brengen.
De kinderrechter acht een beperking van de duur van de ondertoezichtstelling aan de orde om de voormelde doelen binnen een afzienbare termijn te kunnen toetsen. Het resterende verzoek van de Raad wordt aangehouden tot de hierna te melden mondelinge behandeling. Van de GI wordt verwacht dat zij uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling een schriftelijk verslag indient met de resultaten dan wel stand van zaken binnen de ondertoezichtstelling, in het bijzonder aangaande een risicotaxatierapport en een plan van aanpak.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 20 oktober 2022 tot 20 februari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak aan en roept de Raad, de moeder, de vader en de GI op te verschijnen op de mondelinge behandeling van
[datum en tijdstip], waarbij de mondelinge behandeling wordt gehouden in het gerechtsgebouw, Stationslaan 10, te Breda;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.