In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 3 oktober 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [voornaam 2] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam 2], die getuige is van de spanningen en conflicten tussen de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om de zorgen over hun verantwoordelijkheden weg te nemen, en hulpverlening in een vrijwillig kader heeft niet tot positieve resultaten geleid. De moeder en de vader hebben beiden ingestemd met het verzoek van de Raad, maar er zijn zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op [voornaam 2].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam 2] te beschermen. Er moet gewerkt worden aan een risicotaxatierapport en een plan van aanpak. De kinderrechter heeft ook gewezen op de mogelijkheid van een gezinsadvocaat en een schottenaanpak, maar heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling met een beperkte duur moet worden ingesteld om de gestelde doelen te kunnen toetsen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.