Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk 9.113 gram hasjiesj en 83.249 gram hennep aanwezig had. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft de feiten erkend en er zijn bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder camerabeelden en processen-verbaal van het aantreffen van de drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het feit dat hij hulp heeft gezocht na het plegen van het feit. De rechtbank heeft besloten af te wijken van de gebruikelijke strafmaat, omdat de kans op herhaling laag wordt ingeschat.
De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft het tenlastegelegde bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De uitspraak is direct mondeling gedaan en de rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, waarbij de belangen van de verdachte en de ernst van de feiten in overweging zijn genomen.