ECLI:NL:RBZWB:2022:6249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
22-000464
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van telefoon in strafzaak openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 maart 2022 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klaagster, geboren in 2007, tegen de inbeslagname van haar telefoon. De telefoon was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar openlijke geweldpleging waarbij klaagster betrokken was. Klaagster was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar haar advocaat, mr. R.T.K. Davidse, was aanwezig. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde dat het beslag op de telefoon moest worden gehandhaafd, omdat deze was gebruikt bij de geweldpleging en beelden bevatte die in strijd waren met het algemeen belang. Klaagster voerde aan dat de telefoon van haar vader was en dat zij deze nodig had voor haar dagelijkse communicatie en bankzaken. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave van de telefoon, omdat deze kon dienen als bewijs in de strafzaak. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee het beslag op de telefoon werd gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 22-000464
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] ,geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg, op het adres 4331 GC Middelburg, Damplein 3.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 22 november 2021 onder klaagster in beslag is genomen: een telefoon van het merk/type Apple Xs, kleur zwart (hierna: de telefoon);
  • het klaagschrift, ingediend op 6 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 23 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. R.T.K. Davidse als gemachtigd raadsvrouw van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam] is – tevens in zijn hoedanigheid van vader van klaagster – behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De moeder van klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. De raadsvrouw zegt namens klaagster en haar ouders gemachtigd te zijn.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. In een strafrechtelijk onderzoek tegen klaagster is de telefoon van klaagster onder haar in beslag genomen. De vader van klaagster is eigenaar van de telefoon. Klaagster heeft geen afstand gedaan van de telefoon. Klaagster en de vader van klaagster hebben de telefoon niet door enig strafbaar feit verkregen noch is de telefoon onttrokken aan een rechthebbende. Het belang van de strafvordering verzet zich niet langer tegen het handhaven van het beslag. Klaagster wordt bezwaard door het beslag en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave. Klaagster wordt daardoor in haar belangen getroffen. Daarnaast is klaagster veroordeeld tot het verrichten van een leerstraf, maar heeft de Raad voor de Kinderbescherming te kennen gegeven dat deze straf niet kan worden opgestart nu klaagster niet beschikt over een telefoon.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden gehandhaafd en hij verzet zich tegen teruggave aan klager. Er is openlijk geweld gepleegd en de telefoon is daarbij gebruikt. Door het delen van de met de telefoon opgenomen beelden van de geweldpleging via social media, krijgt het geweld een extra openlijk karakter. Ook is het voor het slachtoffer enorm beledigend dat zij in die situatie is gefilmd en dat de beelden worden gedeeld. Om beide redenen komt de telefoon voor verbeurdverklaring in aanmerking. Voorts staan de beelden nog steeds op de telefoon en is het in strijd met het algemeen belang om een dergelijke gegevensdrager met die beelden weer in het verkeer te brengen. Dit is reden voor onttrekking aan het verkeer van de telefoon. Door klaagster is aangevoerd dat de telefoon van haar vader is, wat nog moet worden aangetoond. Mogelijk heeft de vader van klaagster de telefoon betaald, evenals andere spullen die een kind normaliter van de ouders krijgt. Dat maakt niet dat de vader van klaagster moet worden gezien als eigenaar van de telefoon. De telefoon vertoont alle aanwijzingen dat die altijd alleen door klaagster is gebruikt.
In raadkamer is namens klaagster aangevoerd dat de raadsvrouw niet beschikt over of inzage heeft gekregen in het strafdossier. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de telefoon verbeurd kan worden verklaard in verband met opnames van openlijk geweld en ophitsing. Klaagster zou voor verspreiding van beelden hebben gezorgd. De raadsvrouw heeft uit het verhoor van klaagster en in de piketfase begrepen dat het ging om filmpjes van een fiets die een vriendin van klaagster kapot heeft gemaakt. Klaagster had daar weinig mee te maken. Op verzoek van die vriendin heeft klaagster de beelden naar haar toegezonden. De beelden op Snapchat heeft klaagster verwijderd. Vraag is of verspreiding van de beelden heeft gezorgd voor ophitsing. De telefoon is voor klaagster van grote praktische waarde. Klaagster kan nu niet bij haar bankzaken, DigiD en foto’s. Zij beschikt niet over middelen om een nieuwe telefoon te kopen. Inmiddels gaat klaagster met de taakstraf beginnen, maar zij dient wel bereikbaar te zijn. Communicatie moet nu via de ouders van klaagster verlopen, maar zij werken en klaagster kan dan thuis zijn. Klaagster gaat starten met dagbesteding waarvoor zij gebruik moet maken van het openbaar vervoer, waarbij de gegevens en betaalmiddelen via een telefoon gaan. Als het goed is, is hetgeen strafbaar is van de telefoon verwijderd. Verbeurdverklaring is een bijkomende straf als klaagster wordt veroordeeld, maar vraag is of klaagster kan worden veroordeeld inzake openlijk geweld. De raadsvrouw denkt dat beelden in de cloud via een andere computer bereikbaar zijn. Het voortduren van het beslag is disproportioneel en het klaagschrift moet gegrond worden verklaard.
In raadkamer heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt dat het Openbaar Ministerie voornemens is klaagster te vervolgen voor openlijke geweldpleging. Klaagster heeft beelden gemaakt en heeft onderdeel uitgemaakt van een groep die het slachtoffer heeft mishandeld. De beelden zijn openlijk verder verspreid waarvoor klaagster verantwoordelijk wordt gehouden. Daarom zal om verbeurdverklaring van de telefoonworden gevraagd. Indien de rechter van oordeel is dat er geen sprake is van een geweldshandeling en klaagster niet als dader kan worden aangemerkt, dan zal om onttrekking aan het verkeer van de telefoon worden gevraagd. Het ongecontroleerde bezit van de telefoon is in strijd met het maatschappelijk belang. Beelden kunnen uit de cloud worden gehaald. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
De rechtbank is van oordeel dat de telefoon is gebruikt bij het strafbare feit openlijke geweldpleging en dat de telefoon om die reden voor verbeurdverklaring in aanmerking kan komen. Verder blijkt uit het dossier dat op de telefoon minimaal twaalf filmpjes zijn aangetroffen van verschillende vechtpartijen die zich op Walcheren tussen jongeren hebben afgespeeld. Daarmee komt de telefoon in aanmerking voor onttrekking aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit van gefilmd openlijk geweld de rechtsorde geweld aandoet. Ook als de filmpjes van de telefoon worden verwijderd, is niet uitgesloten dat met de telefoon dezelfde filmpjes vanuit de cloud kunnen worden gedownload.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 9 maart 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).