Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 5 oktober 2022 met als bijlage 1 productie;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10;
- de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om een verkapt executiegeschil betreffende de tenuitvoerlegging van een in hoger beroep bekrachtigde beslissing die de man verplicht om mee te werken aan de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan een derde. De vrouw, eiseres, heeft de man, gedaagde, meerdere keren verzocht om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop, maar de man heeft hieraan geen gehoor gegeven. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, aangezien de woning op korte termijn moet worden verkocht vanwege de huidige veranderingen op de woningmarkt.
De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 21 januari 2015 bepaald dat de woning moet worden verkocht en dat de man moet meewerken aan deze verkoop. Dit vonnis is in hoger beroep bekrachtigd door het Hof Den Bosch op 26 november 2019. De man heeft echter in deze procedure aangevoerd dat hij niet in staat is om de toedeling van de woning te financieren en dat de vrouw misbruik maakt van haar bevoegdheid door de verkoop door te zetten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw geen misbruik maakt van haar bevoegdheid en dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning.
De voorzieningenrechter heeft de man bevolen om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, en heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de ontbrekende wilsverklaring van de man indien hij weigert mee te werken. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.