ECLI:NL:RBZWB:2022:6333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
9828261_E05102022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden door BDR Deurtechniek B.V. aan Fleetcare Solutions B.V.

In deze civiele zaak heeft BDR Deurtechniek B.V. (hierna: BDR) een vordering ingesteld tegen Fleetcare Solutions B.V. (hierna: Fleetcare) voor betaling van verrichte werkzaamheden. BDR heeft op 2 april 2021 onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan bedrijfsdeuren van een pand in Waalwijk, waarvoor een factuur aan Fleetcare is gestuurd en betaald. BDR heeft vervolgens op 14 april en 4 mei 2021 offertes gestuurd voor aanvullende werkzaamheden, die door de bestuurster van Fleetcare, [naam 1], zijn geaccepteerd. De werkzaamheden zijn op 3 en 18 mei 2021 uitgevoerd, maar de bijbehorende facturen zijn niet betaald, ondanks aanmaningen.

Fleetcare heeft in de procedure aangevoerd dat de facturen ten onrechte op haar naam zijn gesteld en dat deze aan TLD Transport B.V. gericht hadden moeten worden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat BDR niet kon weten dat TLD de opdrachtgever was, aangezien alle correspondentie en facturen aan Fleetcare waren gericht en deze ook eerder als opdrachtgever had gefungeerd. Fleetcare heeft nagelaten om BDR tijdig te informeren over de juiste tenaamstelling van de facturen.

De kantonrechter heeft Fleetcare veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 3.620,02, plus buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente, en heeft tevens de proceskosten van BDR toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 5 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer: 9828261 CV EXPL 22-1489
vonnis bij vervroeging van 5 oktober 2022
inzake
de besloten vennootschap
BDR Deurtechniek B.V.,
gevestigd te Gilze en Rijen,
eiseres,
hierna te noemen: BDR,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.,
en
de besloten vennootschap
Fleetcare Solutions B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
gedaagde,
hierna te noemen: Fleetcare,
verschenen bij mevrouw N. Broekman en de heer T.L.C. Nouwens, beiden bestuurder van Fleetcare.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis in deze zaak van 18 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting op 19 september 2022.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
BDR vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Fleetcare tot betaling van:
- € 4.367,66, bestaande uit € 3.620,02 aan hoofdsom, € 487,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 260,62 aan wettelijke handelsrente berekend tot 1 april 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.620,02 vanaf 1 april 2022;
- de proceskosten.
2.2.
Fleetcare voert verweer.

3.De feiten

3.1.
BDR houdt zich bezig met reparatie en onderhoud aan bedrijfsdeuren.
3.2.
BDR heeft op 2 april 2021 onderhoudswerkzaamheden verricht aan bedrijfsdeuren van een pand aan de [adres] te Waalwijk. De factuur daarvan was gericht aan Fleetcare en is door haar ook betaald.
3.3.
BDR heeft zowel op 14 april 2021 als op 4 mei 2021 een offerte gestuurd naar [e-mailadres] voor (verschillende) onderhouds-/reparatiewerkzaamheden aan bedrijfsdeuren van het hiervoor genoemde pand. De beide offertes staan op naam van Fleetcare.
3.4.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ), bestuurster van Fleetcare en voormalig bestuurster van de inmiddels geliquideerde vennootschap TLD Transport B.V. (hierna: TLD), heeft de offertes geaccepteerd.
3.5.
BDR heeft de onderhouds-/reparatiewerkzaamheden op 3 mei 2021 en 18 mei 2021 verricht. De daarvan opgemaakte werkbonnen staan op naam van Fleetcare en zijn ondertekend door [naam 1] .
3.6.
BDR heeft Fleetcare de volgende facturen gestuurd:
  • d.d. 15 mei 2021 ad € 3.351,70, inclusief btw;
  • d.d. 10 juni 2021 ad € 268,32, inclusief btw.
3.7.
De facturen zijn, ondanks aanmaning, niet betaald.

4.De beoordeling

4.1.
Voor ligt de vraag of Fleetcare opdrachtgever is van de door BDR op 3 mei 2021 en 18 mei 2021 verrichte werkzaamheden bij het pand aan de [adres] te Waalwijk.
4.2.
Fleetcare heeft als verweer gevoerd dat de facturen van 15 mei 2021 en 10 juni 2021 niet aan haar hadden moeten worden gericht maar aan TLD. Daarvoor is aangevoerd dat is gecorrespondeerd met een e-mailadres van TLD en dat [naam 1] in een telefoongesprek met de heer [naam 2] , bestuurder van BDR, heeft gezegd "
onze chauffeur van TLD heeft de deur eruit gereden." Dit is naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende voor de conclusie dat BDR wist of had moeten weten dat TLD opdrachtgever was en de facturen op naam van TLD gesteld hadden moeten worden. Daarvoor acht de kantonrechter allereerst van belang dat BDR een maand voor de werkzaamheden waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd eveneens werkzaamheden heeft verricht bij hetzelfde bedrijfspand, Fleetcare toen opdrachtgever was en de factuur toen op naam van Fleetcare gesteld diende te worden en door haar ook is betaald. Verder is van belang dat BDR alle correspondentie ter zake de door haar op 3 en 18 mei 2021 verrichte werkzaamheden heeft gericht aan Fleetcare. Het had op de weg van Fleetcare gelegen om aan BDR kenbaar te maken dat niet zij maar een andere B.V. (TLD) de opdrachtgever van de werkzaamheden is. Fleetcare heeft dat na ontvangst van de offertes, de werkbonnen en de facturen echter niet gedaan. Evenmin wordt daarvan melding gemaakt in de door [naam 1] in juli 2021 aan BDR gestuurde e-mails. Zij schrijft daarin alleen dat zij een betaalafspraak wil maken. Pas in deze procedure heeft Fleetcare het standpunt ingenomen dat de tenaamstelling van de facturen niet klopt. Het voorgaande maakt dat het verweer van Fleetcare niet slaagt.
4.3.
Nu tegen de hoogte van de facturen als zodanig geen verweer is gevoerd, zal Fleetcare worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom, zijnde een bedrag van € 3.620,02.
4.4.
Voor zover Fleetcare zich daarnaast op het standpunt stelt dat BDR haar ten onrechte in rechte heeft betrokken omdat zij meermaals om een betalingsregeling heeft gevraagd, kan de kantonrechter haar daarin niet volgen. Immers, op het moment van dagvaarding was sprake van een aanzienlijke betalingsachterstand. Daarnaast geldt dat een schuldeiser in beginsel niet verplicht is om een betalingsregeling met een schuldenaar te treffen. Bovendien is ter zitting door Fleetcare zelf erkend dat er wel een betalingsregeling was overeengekomen maar dat zij geen enkele betaaltermijn is nagekomen.
4.5.
De vorderingen ter zake van de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn als onweersproken en op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Fleetcare tevens worden veroordeeld in de proceskosten van BDR. Die kosten worden vastgesteld op € 1.095,39 (bestaande uit € 110,39 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 498,00 (2 punten x € 249,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Fleetcare om aan BDR te betalen een bedrag van € 4.367,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.620,02 vanaf 1 april 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Fleetcare in de proceskosten van BDR, vastgesteld op € 1.095,39;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. Hindriks en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.