ECLI:NL:RBZWB:2022:6373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
9847433_E09112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • H. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een tweedehands auto en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de non-conformiteit van een tweedehands BMW centraal. De eiser, Achmea Schadeverzekeringen N.V. (handelend onder de naam InShared), heeft de gedaagde, Autobedrijf 't Centrum B.V., aangeklaagd wegens de verkoop van een auto die niet voldeed aan de verwachtingen van de koper, [naam 1]. De auto, verkocht op 17 september 2020, vloog op 18 september 2020 in brand. InShared, als schadeverzekeraar van [naam 1], heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld en ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen. De rechtbank oordeelt dat de BMW non-conform was, omdat deze niet voldeed aan de eigenschappen die de koper mocht verwachten, en dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat was om te bewijzen dat de afwijkingen van de auto niet bij de verkoop aanwezig waren, en dat de klachtplicht tijdig was ingeroepen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig was en dat de gedaagde verplicht was tot terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering in reconventie van de gedaagde werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9847433 CV 22-1372
vonnis d.d. 9 november 2022
inzake
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V. mede handelend onder de naam INSHARED,
gevestigd te Leusden,
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
verder te noemen: ‘InShared’,
gemachtigde: mr. D.E. Thiescheffer, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTOBEDRIJF ’T CENTRUM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (4266 EK) Eethen aan de C. Branderhorststraat 21,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
verder te noemen: ‘'t Centrum’,
gemachtigde: mr. M.P.A. Hollander, jurist te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis in deze zaak van 13 juli 2022, met de daarin genoemde processtukken;
de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte wijziging en vermeerdering van eis aan de zijde van InShared;
de door 't Centrum nagezonden producties 9 en 10;
e aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 oktober 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In conventie:
2.1.
InShared vordert – samengevat – na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:te verklaren voor recht dat de door 't Centrum aan [naam 1] verkochte BMW non-conform is en dat de koopovereenkomst rechtsgeldig buiten rechte is ontbonden, althans deze in rechte te ontbinden en 't Centrum te veroordelen tot betaling van € 24.090,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van 't Centrum in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
Subsidiair: te verklaren voor recht dat de door 't Centrum aan [naam 1] verkochte BWM non-conform is en 't Centrum te bevelen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis een vervangende BMW te leveren op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van 't Centrum in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2. '
t Centrum voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van InShared in haar vordering, althans tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van InShared in de proceskosten.
In voorwaardelijke reconventie:
2.3. '
t Centrum vordert – ingeval InShared de bevoegdheid tot ontbinding van de koopovereenkomst toekomt en het beroep van 't Centrum op verrekening in conventie wordt afgewezen – samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, InShared te veroordelen tot betaling van € 12.804,31, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van InShared in de proceskosten en de nakosten, deze laatste te vermeerderen met wettelijke rente.
2.4.
InShared voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van 't Centrum in haar vordering althans tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van 't Centrum in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.De beoordeling

In conventie en in voorwaardelijke reconventie:
3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten – voor zover relevant – in rechte vast:
op 17 september 2020 heeft 't Centrum aan de heer [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) een tweedehands auto (merk BMW, bouwjaar 2016) (hierna: ‘de BMW’) verkocht, voor een koopsom van € 25.039,99;
op 18 september 2020 is de BMW tijdens het rijden in brand gevlogen;
InShared is de schadeverzekeraar van [naam 1] ;
InShared heeft na ontvangst van de schademelding expertisebureau DEKRA ingeschakeld om onderzoek te doen naar de aard en oorzaak van de brand en de omvang van de schade. Op 29 september 2020 heeft DEKRA de BMW (voor de eerste keer) geïnspecteerd;
't Centrum heeft daarop haar aansprakelijkheidsverzekeraar Bovemij ingeschakeld;
de BWM is verplaatst naar de hoogste bieder op het restant van de BMW, [naam 2]
op 13 oktober 2020 heeft een (nader) onderzoek plaatsgevonden door DEKRA ( [expert 1] ) en Bovemij ( [expert 2] ) in de werkplaats van [naam 2] ;
in het rapport van DEKRA staat vermeld:

(…)
6.4
Motorruimte
Delen van het uitlaatgas recirculatiesysteem van de motor bleken zwaar beschadigd. (…) In de uitlaatzijde van het roetfilter troffen wij een hoeveelheid gruis/steen aan. (…) Het achterste deel van het roetfilter bleek zwaar beschadigd te zijn geraakt als gevolg van een zeer ernstige thermische overbelasting (...).
6.7
Uitlezen van de sleuteldata
Na ons onderzoek aan het bovengenoemde voertuig hebben wij de sleutel van het voertuig (…) aangeleverd bij de BMW-dealer (…). Daar werd op ons verzoek de sleutel uitgelezen op hierin aanwezige/opgeslagen data. Uit de sleuteldata is onder andere gebleken dat er een melding in het systeem werd opgeslagen van een verstoring van de regeneratie van het roetfilter. Regeneratie bleek niet mogelijk, storingscode 290B00 (…).
8. OORZAAK/CONCLUSIE
Uit zeer uitgebreid onderzoek is gebleken dat de brandschade het gevolg is van een defect aan het roetfilter. Hierdoor is een thermische overbelasting in het roetfilter ontstaan. De uitgestraalde warmte heeft delen in de directe omgeving van het roetfilter aangestraald en tot ontbranding gebracht.
9. SCHADEVASTSTELLING
Er is sprake van totaal verlies. (…)
i. in het rapport van Bovemij staat vermeld:

(…) Na demontage van diverse appendages en aanbouwdelen werd zichtbaar dat de brand zijn oorsprong heeft gehad in het roetfilter (DPF). Na het openslijpen van het roetfilter (DPF) werd dit bevestigd. (…) We bereikten met deskundige [expert 1] van DEKRA overeenstemming over het standpunt dat een ernstige thermische overbelasting in het roetfilter (DPF) de omliggende onderdelen van het voertuig hebben doen ontbranden. (…) Het voertuig dient als totaal-verloren te worden aangemerkt, waarbij de afvoer van het wrak op basis van BR16 (demontage) dient plaats te vinden”.
in de database van internetwebsite AutotelexPRO staat vermeld:

13-10-2020 Gesloopt door erkend bedrijf”.
bij brief van 10 november 2020 heeft InShared namens [naam 1] jegens 't Centrum een beroep gedaan op non-conformiteit van de BMW, de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en terugbetaling van het aankoopbedrag minus de opbrengst van het wrak gevorderd;
op 12 november 2020 liet [naam 1] weten niet langer door InShared bijgestaan te willen worden. Diezelfde dag heeft InShared aan 't Centrum medegedeeld de belangen van [naam 1] niet langer te behartigen en aangegeven dat 't Centrum de brief van 10 november 2020 als niet-verzonden kon beschouwen;
op 4 december 2020 is de vordering van [naam 1] op 't Centrum aan InShared gecedeerd;
bij brief van 14 december 2020 heeft InShared 't Centrum opnieuw aansprakelijk gesteld, ditmaal uit eigen naam. Wederom werd ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en werd terugbetaling van het aankoopbedrag minus de opbrengst van het wrak gevorderd;
bij brief van 23 december 2020 heeft 't Centrum laten weten een contra-expertise te willen laten uitvoeren alvorens een definitief standpunt in te nemen;
op 4 januari 2021 heeft InShared de adresgegevens van [naam 2] aan 't Centrum doorgegeven;
op 26 januari 2021 liet 't Centrum weten een contra-expert te hebben gevonden, zijnde expertisebureau Hanselman Groep (expert [expert 3] );
op 11 maart 2021 liet 't Centrum weten dat het voertuig inmiddels bleek te zijn gesloopt, dat een technisch onderzoek door Hanselman Groep daardoor niet mogelijk was en dat 't Centrum daardoor in haar bewijspositie is geschaad;
uiteindelijk heeft Hanselman Groep een expertiserapport opgesteld aan de hand van de reeds aanwezige stukken. Het rapport van Hanselman Groep is op 24 juni 2021 door InShared ontvangen. In het rapport van Hanselman Groep staat vermeld:

Vraag 1. (…) De brand was veroorzaakt door een thermische overbelasting in het roetfilter. (…) Dat betekent dat als oorzaak voor de thermische overbelasting alleen overblijft een combinatie van de rijomstandigheden van de voorgaande berijder, waarbij onvoldoende regeneratie en vervuiling van het roetfilter had plaatsgevonden, en de laatste keer opstarten van de regeneratie terwijl het voertuig onder belasting op de snelweg reed en daardoor extra zuurstof voor de ongecontroleerde verbranding had. (…)
Vraag 2. (…) De onvolledige regeneraties zullen ontstaan zijn door de gebruiksomstandigheden voordat het voertuig bij Arval werd ingekocht. (…)
Vraag 4.. (…) Volgens ’t Centrum zou de heer [naam 1] geen storingsmelding op het dashboard hebben ontvangen. Uit navraag bij BMW dealer Breeman werd duidelijk dat niet alle storingen, ten aanzien van de regeneratie, middels een melding op het dashboard aan de berijder kenbaar gemaakt worden. Het kan niet aangetoond worden dat de heer [naam 1] een melding op het dashboard heeft gehad. (…)
Vraag 5. (…) Dat de brand werd veroorzaakt door de thermische oververhitting van het roetfilter was al duidelijk. De thermische oververhitting werd veroorzaakt door een vervuiling van buiten het roetfilter in combinatie met de gebruiksomstandigheden, waardoor in het verleden onvolledig en/of onvoldoende geregenereerd kon worden. Doordat het voertuig was gesloopt kon niet meer worden vastgesteld wat de exacte aard en oorzaak van de vervuiling in het roetfilter was. (…)
Vraag 6. (…) Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die veroorzaakt werden door de gebruiksomstandigheden. Enerzijds door de lessee van Arval waardoor extra vervuiling in het roetfilter was ontstaan en anderzijds door de gebruiksomstandigheden bij de [naam 1] .
het is partijen niet gelukt tot een gezamenlijke oplossing in dit geschil te komen. InShared is vervolgens overgegaan tot dagvaarden.
3.2.
InShared legt – kort gezegd – aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de BMW niet aan de koopovereenkomst tussen [naam 1] en 't Centrum beantwoordt. InShared is daarom gerechtigd de ontbinding van de koopovereenkomst in te roepen. InShared maakt om die reden aanspraak op terugbetaling van het aankoopbedrag van de BMW door 't Centrum, te vermeerderen met wettelijke rente en (buitengerechtelijke) kosten.
3.3. '
t Centrum betwist – kort gezegd – dat InShared gerechtigd is de koopovereenkomst tussen haar en [naam 1] te ontbinden. Van non-conformiteit is geen sprake. Voor zover InShared de bevoegdheid tot ontbinding van de koopovereenkomst wel toekomt, heeft InShared haar ongedaanmakingsverplichting in het kader van die ontbinding geschonden.
't Centrum heeft als gevolg daarvan schade geleden. Die schade dient (in conventie) met het terug te betalen aankoopbedrag te worden verrekend. Ingeval dit beroep op verrekening in conventie wordt afgewezen, vordert 't Centrum dit schadebedrag in reconventie.
3.4.
Op de stellingen van InShared en 't Centrum zal hierna nader worden ingegaan.
3.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In conventie
Consumentenkoop
3.6.
De overeenkomst die tussen 't Centrum en [naam 1] is gesloten, is een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, omdat 't Centrum handelt in de uitoefening van een bedrijf en [naam 1] een natuurlijk persoon is die met de aankoop van de BMW niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Om die reden zijn de wettelijke regels met betrekking tot consumentenkoop op de overeenkomst van toepassing.
Cessie
3.7.
InShared stelt dat zij de onderhavige vordering van [naam 1] gecedeerd heeft gekregen. InShared heeft ter onderbouwing van die stelling een “Overeenkomst en akte van Cessie” van 4 december 2020 overgelegd. 't Centrum heeft geen verweer op deze stelling gevoerd, zodat van de juistheid van de cessie zal worden uitgegaan.
Klachtplicht
3.8.
Als meest verstrekkende verweer voert 't Centrum aan dat InShared te laat melding heeft gemaakt van de gebreken aan de BWM, omdat InShared pas drie maanden na de brandschade feitelijk voor de eerste keer bij 't Centrum heeft geklaagd. Dit verweer wordt verworpen.
3.9.
Ingevolge artikel 7:23 BW dient de koper binnen bekwame tijd nadat hij heeft ontdekt althans redelijkerwijs behoorde te ontdekken dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, de verkoper daarvan in kennis te stellen. Deze bepaling beoogt de verkoper te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Een termijn van twee maanden is volgens de slotzin van lid van artikel 7:23 BW bij consumentenkoop tijdig. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan een langere termijn dan twee maanden acceptabel zijn.
3.10.
Vaststaat dat InShared – na de cessie – 't Centrum uit eigen naam aansprakelijk heeft gesteld op 14 december 2020. Echter, voordat de cessie plaatsvond heeft op 29 september 2020 reeds een onderzoek door DEKRA plaatsgevonden. Zowel InShared als 't Centrum zagen aanleiding om op 13 oktober 2020 een (aanvullend) onderzoek te laten plaatsvinden door zowel DEKRA (aan de zijde van InShared) als Bovemij (aan de zijde van 't Centrum). Vanaf dat moment was 't Centrum dus op de hoogte van de klachten aan de BMW en was 't Centrum ervan op de hoogte dat de BMW volgens [naam 1] (en InShared als haar schadeverzekeraar) niet aan de koopovereenkomst beantwoordt. Dat is binnen de hiervoor genoemde termijn van twee maanden. Dat InShared pas op 14 december 2020 een juridische kwalificatie aan deze klachten koppelt, nadat ze dat standpunt ook op 10 november 2020 al namens [naam 1] kenbaar maakte, doet hier niets aan af. 't Centrum heeft zich immers een (eerste) eigen oordeel over de gestelde klachten kunnen vormen. Dat 't Centrum van mening is dat zij in haar bewijspositie is geschaad, omdat zij niet in de gelegenheid is geweest aanvullend onderzoek te doen, doet dus aan de tijdigheid van de klacht an sich niets af. Gezien voorgaande zouden het doel en de strekking van de klachtplicht zich ertegen verzetten dat 't Centrum zich tegenover InShared op de klachtplicht kan beroepen.
Non-conformiteit
3.11.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de BMW voldoet aan hetgeen [naam 1] als koper (en InShared als cessionaris) op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
3.12.
De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend: de kantonrechter is van oordeel dat de BMW niet aan de tussen 't Centrum en [naam 1] gesloten koopovereenkomst beantwoordt en overweegt daartoe als volgt.
3.13.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de BMW aan de overeenkomst tussen 't Centrum en [naam 1] beantwoorden. Dat is op grond van artikel 7:17 lid 2 BW niet het geval als de BMW, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die 't Centrum over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die [naam 1] (en InShared als cessionaris van de vordering) op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [naam 1] mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van de zaak nodig zijn en waarvan [naam 1] de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen.
3.14.
Bij de koop van een tweedehands auto die bestemd is om aan het verkeer deel te nemen, wordt volgens rechtspraak aangenomen dat deze niet aan de overeenkomst beantwoordt als het gebruik ervan een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert door een gebrek dat niet op eenvoudige wijze door de koper kan worden ontdekt en hersteld (HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1338).
3.15.
Voor het conformiteitsoordeel is beslissend in welke toestand de zaak zich bevond ten tijde van de verkoop. De stelplicht en bewijslast van de non-conformiteit van de BWM rust op InShared als eisende partij. Nu sprake is van een consumentenkoop geldt echter het weerlegbaar vermoeden dat een afwijking die zich binnen zes maanden na de verkoop openbaart, al bij verkoop aanwezig was (artikel 7:18 lid 2 BW ‘oud’, tekst geldend tot 27 april 2022). Het is vervolgens aan 't Centrum als de gedaagde partij om te bewijzen dat de afwijking er ten tijde van de verkoop nog niet was.
3.16. '
t Centrum stelt zich op het standpunt dat dit bewijsvermoeden in dit geval niet van toepassing is, omdat 't Centrum in ernstige bewijsnood is gebracht bij het leveren van dit tegendeelbewijs. Volgens 't Centrum is de BMW op 13 oktober 2020 gesloopt, nog voordat zij door InShared aansprakelijk werd gehouden uit hoofde van non-conformiteit.
3.17.
De kantonrechter volgt dit standpunt van 't Centrum niet en is van oordeel dat het bewijsvermoeden uit artikel 7:18 lid 2 BW (‘oud’) onverkort van toepassing is. Volgens artikel 7:18 lid 2 BW (‘oud’) geldt het bewijsvermoeden enkel niet indien de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Daarvan is in onderhavig geval geen sprake. De aard van de zaak, zijnde een tweedehands auto, verzet zich niet tegen het wettelijk bewijsvermoeden. Bij de aard van de afwijking moet het gaan om een situatie waarin duidelijk is dat de afwijking is ontstaan door de handelwijze van de koper. Het wettelijk vermoeden heeft wel effect indien deze duidelijkheid ontbreekt. In casu bestaat tussen partijen juist discussie over de vraag of de afwijking is ontstaan door de handelwijze van de koper, zodat reeds daarom voornoemde duidelijkheid ontbreekt. Ook de aard van het gebrek verzet zich dus niet tegen het wettelijk bewijsvermoeden.
3.18.
Uit de door partijen in het geding gebrachte deskundigenrapporten van DEKRA, Bovemij en Hanselman Groep blijkt dat de brand in de BMW werd veroorzaakt door een thermische overbelasting van het roetfilter. Hoewel 't Centrum stelt dat het rijgedrag van [naam 1] de oorzaak was van de thermische overbelasting, heeft 't Centrum onvoldoende onderbouwd waarom juist díe gebeurtenis van doorslaggevende betekenis is geweest. Het rapport van Hanselman Groep zegt immers dat de thermische overbelasting is veroorzaakt door een samenloop van omstandigheden (namelijk een vervuiling van buiten het roetfilter in combinatie met de gebruiksomstandigheden), waarbij óók de rijomstandigheden van de voorgaande berijder een rol spelen. Volgens Hanselman Groep kon door de rijomstandigheden van de voorgaande berijder in het verleden onvolledig en/of onvoldoende geregenereerd worden. Gelet op de inhoud van (met name) de rapportage van Hanselman Groep heeft 't Centrum onvoldoende onderbouwd waarom aan het rijgedrag van [naam 1] meer gewicht moet worden toegekend dan aan de rijomstandigheden van de voorgaande berijder. Hoewel 't Centrum zich erop beroept dat [naam 1] rustiger had moeten rijden, heeft zij niet onderbouwd met welke snelheid [naam 1] reed op het moment dat de BWM in de brand vloog en met welke maximale snelheid met de BWM gereden had kunnen worden zonder dat ontbranding in het roetfilter zou zijn ontstaan. De omstandigheid dat 't Centrum een auto heeft verkocht met een roetfilter die kennelijk zodanig vervuild was dat brand kon ontstaan bij – in bewoordingen van 't Centrum – “het stevig aanspreken van het vermogen van de motor”, levert een gevaar op voor de verkeersveiligheid, welk gevaar zich daadwerkelijk heeft geopenbaard. [naam 1] behoefde niet te verwachten dat de BMW door deze omstandigheid (reeds één dag na aankoop ervan) in brand zou vliegen. De non-conformiteit van de BMW is daarmee gegeven. Daarmee is niet gezegd dat sprake is van ‘sleutelfouten’ aan de zijde van 't Centrum. De BMW bezit echter niet de eigenschappen zoals [naam 1] die bij het aangaan van de koopovereenkomst mocht verwachten, wat betekent dat 't Centrum een non-conform product aan [naam 1] heeft geleverd.
3.19.
De stelling van 't Centrum dat zij voor het leveren van tegendeelbewijs ernstig in haar bewijspositie is geschaad doordat de auto al op 13 oktober 2020 was gesloopt – welke sloopdatum door InShared wordt betwist –, wordt niet gevolgd. 't Centrum heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat zij nog had willen laten onderzoeken of er tijdens het rijden bij [naam 1] dashboardlampjes ter waarschuwing zijn gaan branden en of [naam 1] desondanks met de BMW is blijven doorrijden. Hanselman Groep heeft in haar rapport echter reeds haar bevindingen en conclusies hierover genoteerd. Niet is komen vast te staan dat er een storingslampje op het dashboard heeft gebrand, uit navraag bij de BMW-dealer blijkt dat het niet noodzakelijk is dat er een storingslampje gaat branden ten aanzien van de regeneratie en Hanselman Groep concludeert dat niet aangetoond kan worden dat [naam 1] een melding op het dashboard heeft gehad. 't Centrum heeft desgevraagd ter zitting niet onderbouwd op welke wijze zij nog ander of uitgebreider onderzoek had kunnen doen dan zij reeds door Hanselman Groep heeft laten doen. Daarnaast heeft 't Centrum geen bewijsaanbod gedaan van buitensporig rijgedrag van [naam 1] (op een andere wijze dan middels het branden van een storingslampje), waardoor aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De conclusie is dat 't Centrum onvoldoende heeft gesteld om het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (‘oud’) te ontkrachten. De stellingen van 't Centrum worden daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen, zodat ervan uit wordt gegaan dat het gebrek al bestond bij de verkoop van de BMW.
Ontbinding
3.20.
Omdat de BMW niet aan de koopovereenkomst beantwoordt is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door 't Centrum. De vervolgvraag is of InShared de koopovereenkomst mocht ontbinden of dat zij 't Centrum nog de gelegenheid voor herstel dan wel vervanging had moeten geven. Ingevolge artikel 7:22 lid 2 BW komt de bevoegdheid tot ontbinding InShared slechts toe indien herstel en vervanging onmogelijk zijn of van 't Centrum niet gevergd kunnen worden, dan wel indien 't Centrum niet binnen redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de koper tot herstel of vervanging is overgegaan.
3.21.
Tussen partijen staat vast dat InShared en [naam 1] 't Centrum de gelegenheid voor herstel of vervanging niet hebben gegeven.
3.22.
De kantonrechter oordeelt allereerst dat InShared 't Centrum geen gelegenheid voor herstel had hoeven geven. Hoewel 't Centrum stelt dat zij de BMW tegen kostprijs had kunnen herstellen en met winst had kunnen verkopen, oordelen alle deskundigen (ook de deskundige van Bovemij aan de zijde van 't Centrum) dat er sprake is van totaalverlies van de BMW en dat de BMW moet worden afgevoerd en gedemonteerd. 't Centrum heeft bij nagezonden productie 9 en 10 offertes in het geding gebracht waaruit zou blijken dat 't Centrum de BMW voor een bedrag van € 8.059,82 had kunnen herstellen. InShared betwist dat de overgelegde offertes volledig zijn, omdat een flink aantal reparatieposten zoals eerder door DEKRA zijn geïnventariseerd niet terugkomen op de offertes van 't Centrum en er geen rekening is gehouden met de leeftijd van bijvoorbeeld motoronderdelen. 't Centrum heeft hiertegen ingebracht dat 't Centrum enkel gebruikte onderdelen heeft geoffreerd, terwijl DEKRA zou zijn uitgegaan van nieuwe onderdelen, waardoor de door DEKRA geschatte reparatiekosten van € 35.000,00 onredelijk hoog uitvallen. Deze stelling weerlegt het verweer van InShared echter niet, omdat 't Centrum hiermee niet reageert op voornoemde stellingen van InShared. Tegenover de gemotiveerde betwisting van InShared acht de kantonrechter de door 't Centrum in het geding gebrachte offertes onvoldoende realistisch en geloofwaardig. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen.
3.23.
De kantonrechter oordeelt verder dat InShared in beginsel 't Centrum de gelegenheid tot vervanging had moeten geven, hetgeen zij niet heeft gedaan. Echter, die laatste omstandigheid staat ontbinding van de koopovereenkomst in dit geval niet in de weg, omdat 't Centrum ter zitting heeft aangegeven dat zij zich ook toen al op (formele) verweren (zoals schending van de klachtplicht) beriep en zij ook dan primair zou hebben geweigerd om tot vervanging van de auto over te gaan.
3.24.
Gelet op bovenstaande is de conclusie dat InShared bevoegd was om de koopovereenkomst met 't Centrum buitengerechtelijk te ontbinden middels haar brief van 14 december 2020.
Ongedaanmakingsverplichting
3.25.
Door de ontbinding van de koopovereenkomst is 't Centrum op grond van artikel 6:217 BW gehouden tot terugbetaling van de koopsom van de BMW aan InShared. InShared is op haar beurt verplicht de BMW aan 't Centrum terug te geven.
3.26.
Vaststaat dat de BMW inmiddels is gesloopt. InShared is daarom niet meer in de gelegenheid de BMW aan 't Centrum terug te leveren. Dat is een tekortkoming in de nakoming van InShared ten aanzien van haar ongedaanmakingsverbintenis. Die tekortkoming heeft InShared ter zitting erkend. Daarmee kan in het midden blijven de vraag of 't Centrum al dan niet heeft ingestemd met het afvoeren van het wrak van de BMW naar [naam 2] .
3.27.
De waarde van het wrak dient als schadevergoeding op de terugbetaling van de koopsom in mindering te worden gebracht. InShared stelt dat het wrak nog een waarde had van € 1.585,00. 't Centrum stelt dat in totaal een bedrag van € 12.804,31 op de koopsom in mindering moet worden gebracht, omdat haar schade volgens 't Centrum bestaat uit die misgelopen winst. 't Centrum had de BMW namelijk tegen kostprijs kunnen opknappen en met winst kunnen verkopen. Het bedrag van € 12.804,31 is het verschil tussen de verkoopprijs van de BMW (zijnde € 20.864,31) en de kosten die 't Centrum had gehad indien zij de auto had hersteld (zijnde € 8.059,82), aldus 't Centrum.
3.28.
De kantonrechter volgt het standpunt van 't Centrum niet. Zoals reeds onder rechtsoverweging 3.22 overwogen wordt 't Centrum niet gevolgd in haar stelling dat zij de BMW voor een bedrag van € 8.059,82 had kunnen herstellen. Evenmin heeft 't Centrum onderbouwd dat zij na de gestelde investeringen de BMW twee jaar geleden nog voor een bedrag van € 20.864,31 had kunnen verkopen, waarbij het dan feitelijk zou gaan om een hersteld, maar eerder door brand zwaar beschadigd voertuig. De kantonrechter volgt daarom het door InShared gestelde en door DEKRA onderbouwde bedrag van € 1.585,00. Om die reden zal in conventie de koopsom met een bedrag van € 1.585,00 worden verminderd. Omdat InShared in haar gevorderde hoofdsom reeds rekening heeft gehouden met aftrek van het bedrag van € 1.585,00, ligt de hoofdsom in conventie voor zover voor toewijzing gereed. Ook de gevorderde verklaring voor recht ligt voor toewijzing gereed.
Kosten huurauto
3.29.
InShared maakt voorts aanspraak op de kosten die [naam 1] heeft moeten maken voor het huren van vervangend vervoer in de periode dat de BMW afgebrand was, zijnde een bedrag van € 623,25 inclusief btw.
3.30. '
t Centrum betwist deze vordering deels door te betwisten gehouden te zijn het bedrag aan btw over de huurkosten te betalen, zijnde een bedrag van € 110,25.
3.31.
De kantonrechter oordeelt dat de kosten voor vervangend vervoer voor rekening van 't Centrum komen. Als gevolg van de non-conformiteit worden deze kosten immers als gevolgschade aangemerkt. De gevolgschade voor [naam 1] als particulier behelst een schadebedrag inclusief btw: de door [naam 1] betaalde btw moet als schade voor [naam 1] worden aangemerkt. Het door InShared gevorderde bedrag van € 623,25 inclusief btw ligt dus voor toewijzing gereed.
Wettelijke rente
3.32.
De gevorderde wettelijke rente is conform de door InShared gewijzigde eis toewijsbaar, zijnde vanaf 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, nu 't Centrum geen verweer op deze gewijzigde eis heeft gevoerd.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.33.
Nu hiervoor is geoordeeld dat InShared de bevoegdheid tot ontbinding toekomt en het beroep op verrekening in conventie dient te worden afgewezen, is de voorwaarde van de door 't Centrum ingestelde voorwaardelijke reconventionele vordering vervuld geraakt. De kantonrechter acht de voorwaardelijke reconventionele vordering echter niet toewijsbaar. De grondslag van deze vordering betreft immers ook schadevergoeding uit hoofde van de gestelde tekortkoming door InShared in de nakoming van haar ongedaanmakingsverbintenis. Daarover is reeds geoordeeld in rechtsoverweging 3.28 dat 't Centrum haar schadevordering onvoldoende heeft onderbouwd. Om die reden zal 't Centrum niet tot bewijs worden toegelaten. De reconventionele vordering zal dus worden afgewezen. De nevenvordering ter zake de rente volgt daarmee hetzelfde lot.

4.De kosten

In conventie:
4.1.
De proceskosten in conventie komen voor rekening van 't Centrum, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De kosten aan de zijde van InShared worden vastgesteld op:
  • dagvaarding € 125,03
  • griffierecht € 1.384,00
  • salaris gemachtigde € 996,00 (2 x tarief € 498,00);
totaal € 2.505,03
In reconventie:
4.2.
De proceskosten in reconventie komen voor rekening van 't Centrum, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen de kosten voor het salaris van de gemachtigde op ½ punt per proceshandeling worden gewaardeerd. Daarmee worden de kosten aan de zijde van InShared vastgesteld op:
- salaris gemachtigde € 373,00 (2 x tarief € 373,00 x ½);
totaal € 373,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
verklaart voor recht dat de door 't Centrum aan [naam 1] verkochte BMW non-conform is en dat de koopovereenkomst rechtsgeldig buiten rechte is ontbonden;
veroordeelt 't Centrum om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan InShared te betalen een bedrag van € 24.090,24 te vermeerderen met de wettelijke rente van 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt 't Centrum in de proceskosten, aan de zijde van InShared tot op heden vastgesteld op € 2.505,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt 't Centrum in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 124,00. Indien 't Centrum dit bedrag niet binnen 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis heeft betaald, wordt dit bedrag vermeerderd met de explootkosten voor betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
In reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt 't Centrum in de kosten van dit geding, aan de zijde van InShared tot op heden vastgesteld op € 373,00 als salaris voor de gemachtigde van InShared;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hindriks en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022, in tegenwoordigheid van mr. Hartman als griffier.