ECLI:NL:RBZWB:2022:6375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
BRE 21/1530
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 21/1530, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, alsook belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 september 2022 werd de zaak gezamenlijk behandeld met een andere zaak van de fiscaal partner van belanghebbende, waarbij de rechtbank in die andere zaak het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank concludeerde dat de aanslag IB/PVV 2017 terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken en werd het door belanghebbende betaalde griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1530
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 maart 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, alsmede bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 gezamenlijk met de zaak van [gemachtigde] (zaaknummer 21/1139) op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , en [inspecteur 3] .

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat de onderhavige zaak afhankelijk is van het oordeel van de rechtbank in de zaak van de fiscaal partner van belanghebbende met zaaknummer 21/1139. De rechtbank heeft in die uitspraak, die op dezelfde dag is gewezen als deze uitspraak, het beroep met zaaknummer 21/1139 ongegrond verklaard. Voor dat geval is niet in geschil dat de onderhavige aanslag IB/PVV 2017 terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd en dat het onderhavige beroep ongegrond moet worden verklaard. De rechtbank beslist dan ook dienovereenkomstig.
2.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ook krijgt belanghebbende het door haar betaalde griffierecht niet vergoed.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2022 door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.