ECLI:NL:RBZWB:2022:6391

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
9991622 AZ VERZ 22-38
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en transitievergoeding

In deze zaak heeft Midzuid B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Het verzoekschrift is op 12 juli 2022 ingediend, en op 31 oktober 2022 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan. De werknemer, [verweerder], is sinds 28 april 2018 in dienst bij Midzuid op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Gedurende zijn dienstverband zijn er verschillende problemen met zijn werkhouding en gedrag naar collega's en leidinggevenden ontstaan. Ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken is er geen verbetering opgetreden. Midzuid heeft geprobeerd om [verweerder] te begeleiden, maar hij heeft geweigerd mee te werken aan noodzakelijke onderzoeken en gesprekken. Dit leidde tot een situatie waarin Midzuid niet langer in staat was om [verweerder] te plaatsen binnen de organisatie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat [verweerder] zich niet coöperatief opstelt en zijn gedrag niet aanvaardbaar is voor de werkgever. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 december 2022. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding van € 8.848,02 bruto, maar zijn verzoeken om behoud van zijn Wsw-indicatie en overname van niet genoten vakantie-uren door de gemeente Drimmelen zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9991622 AZ VERZ 22-38
beschikking d.d. 31 oktober 2022
inzake
Midzuid B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te (4902 VR) Oosterhout, aan het Wilhelminakanaal Noord 3,
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.H. Broekmeulen, werkzaam ten kantore van Broekmeulen Juridisch en HRM-Advies te ’s-Hertogenbosch.
tegen
[verweerder],
wonende te [woonadres] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. G. Konus, advocaat te Dongen.
Partijen zullen hierna “Midzuid” en “ [verweerder] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Midzuid heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Het verzoekschrift is op 12 juli 2022 ter griffie ontvangen. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2
Op 11 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Midzuid waren aanwezig de heer [naam 1] (HR adviseur), de heer [naam 2] (HR Adviseur) en de heer [naam 3] (manager werkbedrijf), bijgestaan door mr. Broekmeulen voornoemd. [verweerder] was in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. Konus voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1
Midzuid is het uitvoeringsbedrijf van de Gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Arbeid Voor Allen (“WAVA”). WAVA is een samenwerkingsverband van de gemeenten Altena, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout voor de uitvoering van de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening (“Wsw).
2.2
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1989, is in het kader van de Wsw sinds (in ieder geval) 28 april 2018 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsduur bedraagt thans 32 uur per week, tegen een salaris van € 1.627,56 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld en 3,75% eindejaarsuitkering.
2.3
Tot 2019 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden als chauffeur in de groenvoorziening naar behoren uitgevoerd. Vanaf medio 2019 ontstond er een verandering in zijn houding tegenover zijn werk en een verandering in de verhouding met leidinggevenden en collega’s. [verweerder] is hier middels informele gesprekken op aangesproken. Nadat er geen verbetering optrad, is hij op 17 augustus 2020 in een gesprek formeel gewaarschuwd dat als zijn functioneren niet zou verbeteren hij zou worden overgeplaatst, hetgeen is bevestigd in een gespreksverslag van die datum.
2.4
Op 15 en 16 september 2020 hebben er vervolggesprekken plaatsgevonden. Door Midzuid is geconstateerd dat de werkhouding van [verweerder] niet is verbeterd, zodat hij vanaf 21 september 2020 is overgeplaatst naar de wijkploeg groenvoorziening in de functie van medewerker groen. Dit is bevestigd in een brief van 16 september 2020. Die brief behelst tevens een waarschuwing wegens ontoelaatbaar gedrag. In die brief valt te lezen dat [verweerder] uitvoerder [naam 4] mondeling heeft bedreigd.
2.5
Op 19 oktober 2020 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden met [verweerder] over zijn werkhouding en gedrag. Tijdens dat gesprek is [verweerder] gewaarschuwd dat hij vanwege zijn gedrag en onvoldoende prestatie – wanneer hij dit niet aanpast – niet langer meer ingezet zou kunnen worden binnen de groenvoorziening en overplaatsing dreigt, hetgeen is bevestigd in een gespreksverslag van 20 oktober 2020.
2.6
In een evaluatiegesprek op 1 december 2020 is aan [verweerder] medegedeeld dat vanwege zijn werkhouding en gedrag voortzetting binnen de groenvoorziening niet meer mogelijk is.
2.7
In de periode december 2020 tot en met maart 2021 is gezocht naar een nieuwe werkplek voor [verweerder] , waarna [verweerder] op 22 maart 2021 is gestart met werkzaamheden op de milieustraat.
2.8
Op 11 mei 2021 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden, waarin wederom de werkhouding en het gedrag van [verweerder] ter sprake is gekomen. [verweerder] is aangesproken dat zijn productiviteit niet voldoende is en dat hij zich aan de regels voor telefoongebruik en het aanvragen van verlof dient te houden. Ook is [verweerder] medegedeeld dat zijn omgang als stug wordt ervaren en dat hij snel boos wordt als hij aangesproken wordt op ongewenst gedrag.
2.9
Op 26 mei 2021 is [verweerder] tijdens een gesprek medegedeeld dat zijn inzet op de milieustraat eindigt vanwege zijn houding, hetgeen leidde tot botsingen met zijn leidinggevende en collega’s. Dit is bevestigd in een e-mailbericht van 27 mei 2021. Hij is sindsdien niet meer (elders) ingezet.
2.1
Vanaf de zomer van 2021 is [verweerder] dagelijks veelvuldig gaan e-mailen en WhatsAppen naar zijn consulent, de directie en leidinggevenden bij Midzuid. Bij een tweetal brieven van 10 augustus 2021 is [verweerder] verzocht hiermee te stoppen.
2.11
Op 24 augustus 2021 heeft er met [verweerder] een intake plaatsgevonden bij Skills om inzicht te krijgen in zijn begeleidingsbehoefte. In het rapport van Skills van 31 augustus 2021 valt te lezen: “
Advies interventie: Vervolg onderzoek (psychodiagnostisch expertise onderzoek met uitgebreide anamnese inclusief heteroanamnese”.
2.12
Op 25 augustus 2021 heeft er een gesprek tussen Midzuid en [verweerder] plaatsgevonden over onder meer het veelvuldig e-mailen en WhatsAppen. Er is een afspraak gemaakt dat [verweerder] hiermee stopt en dat hij één keer per week contact kan opnemen met zijn consulent bij Midzuid. Dit gesprek is bevestigd in een brief van diezelfde datum. [verweerder] heeft zich niet aan die afspraak gehouden, waarna het werknemers van Midzuid was toegestaan om op de bedrijfstelefoon het WhatsAppaccount te blokkeren. Tevens zijn de bekende
e-mailaccounts van [verweerder] geblokkeerd.
2.13
Door Arbodienst Qare is op 11 oktober 2021 geadviseerd om het onderzoek zoals door Skills is aanbevolen uit te laten voeren door Blikveld, een organisatie die gespecialiseerd is in arbeidspsychologisch onderzoek en advies. Blikveld heeft [verweerder] meerdere malen uitgenodigd voor een intake, maar [verweerder] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.14
Midzuid heeft [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek op 26 oktober 2021 om zijn werkhervatting te bespreken, op welk gesprek Lightart niet is verschenen. Bij brief van diezelfde datum is een loonstop opgelegd, welke loonstop op 3 november 2021 is opgeheven. [verweerder] had op die datum een nieuwe afspraak gemaakt voor 8 november 2021, op welke afspraak hij evenmin is verschenen. Per brief van 8 november 2021 is aan [verweerder] wederom een loonstop opgelegd. Die loonstop is vervolgens opgeheven, omdat hij 11 oktober 2021 al hersteld was gemeld. [verweerder] heeft zijn volledige salaris ontvangen.
2.15
Na de blokkades van het WhatsAppaccount en de bekende e-mailaccounts van [verweerder] is [verweerder] de locaties en werkplekken fysiek gaan bezoeken met intimiderend en agressief gedrag jegens andere werknemers. Op 15 februari 2022 is aan [verweerder] een terreinverbod opgelegd, welk verbod hij onder andere op 29 en 30 maart 2022 heeft overtreden. Per brief van 30 maart 2022 is [verweerder] verzocht het terreinverbod niet te overtreden, maar [verweerder] is hier op 20 april 2022 weer toe overgegaan.

3.Het verzoek

3.1
Midzuid verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding.
3.2
Midzuid heeft daarbij het volgende naar voren gebracht. Vanaf medio 2019 ontstond er een verandering in de houding van [verweerder] tegenover zijn werk en zijn leidinggevenden en collega’s. Hij gedraagt zich intimiderend en agressief tegenover andere werknemers. [verweerder] is hier veelvuldig op aangesproken en heeft hier waarschuwingen voor gehad, maar zijn houding is niet veranderd. In mei 2021 heet Midzuid geconcludeerd dat de begeleidingsbehoefte van [verweerder] haar mogelijkheden overstijgt. Om die begeleidingsbehoefte te objectiveren is een arbeidspsychologisch onderzoek aangeboden aan [verweerder] . Hij heeft echter geweigerd aan het onderzoek mee te werken. Ook komt [verweerder] stelselmatig afspraken over werkhervatting niet na. [verweerder] is niet in staat tot gepast werknemersgedrag, waardoor voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van Midzuid kan worden verwacht.

4.Het verweer

4.1
[verweerder] voert geen verweer tegen het verzoek, maar wil een aantal toezeggingen van Midzuid. Hij wil zijn Wsw-indicatie behouden, hij wil dat zijn niet genoten vakantie-uren worden overgenomen door de gemeente Drimmelen en hij wil een schadevergoeding.

5.De beoordeling

5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.3
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] door zijn beperkingen direct en instinctief reageert. Dit is bij Midzuid ook bekend. Geoordeeld wordt dat van Midzuid als werkgever in de sociale werkvoorziening mag worden verwacht dat zij tot op zekere hoogte bepaald gedrag van een werknemer met een Wsw-indicatie, zoals [verweerder] , tolereert en zonodig bijstuurt. Vanaf medio 2019 is de werkhouding en de houding ten opzichte van leidinggevende en collega’s veranderd. Ondanks dat [verweerder] hier op aangesproken is, voor gewaarschuwd is en tweemaal is overgeplaatst is dit niet veranderd. Dit gedrag heeft ertoe geleid dat Midzuid de begeleidingsbehoefte van [verweerder] heeft willen objectiveren. [verweerder] heeft echter geen medewerking verleend aan onderzoeken om inzicht te krijgen in zijn begeleidingsbehoefte. Bovendien negeert [verweerder] waarschuwingen inzake een WhatsApp en e-mailverbod, alsmede een terreinverbod. Dit gedrag heeft ertoe geleid dat er geen passende voorziening meer is bij Midzuid in het kader van zijn Wsw-indicatie. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting blijkt dat de houding en het gedrag van [verweerder] met zich brengen dat hij niet handhaafbaar is. Midzuid heeft er echter alles aan gedaan om [verweerder] te kunnen plaatsen, maar heeft hem onvoldoende begeleiding kunnen bieden, mede omdat [verweerder] niet bereid is mee te werken aan onderzoeken en gesprekken. Naar het oordeel van de kantonrechter is in voldoende mate gebleken dat [verweerder] zich niet coöperatief opstelt, hij ondermijnend gedrag vertoont, hij niet is aan te sturen en telkens de confrontatie zoekt. Hoewel zijn gedrag gelet op zijn beperkingen, zoals ook door Midzuid is gesteld, hem wellicht niet kan worden aangerekend, kan niet langer van Midzuid worden verlangd dit gedrag, waardoor de arbeidsverhouding is verstoord, van [verweerder] te tolereren. Bovendien heeft [verweerder] erkend dat de arbeidsverhouding is verstoord en kan hij instemmen met ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.4
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Midzuid zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 december 2022. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671b, lid 9, aanhef en onder a BW).
5.5
Voor zover de drie eisen c.q. toezeggingen die [verweerder] wil als tegeneis moeten worden beoordeeld, wordt het volgende overwogen.
5.6
Allereerst verzoekt [verweerder] dat hij zijn Wsw-indicatie behoudt. In het kader van dit verzoekt heeft [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling een brief aan de kantonrechter laten lezen, waarin staat vermeld dat [verweerder] door het UWV is opgeroepen voor een toetsing of hij zijn Wsw-indicatie kan behouden. Zoals reeds ter zitting door de kantonrechter kenbaar is gemaakt beoordeelt het UWV de Wsw-indicatie, en niet Midzuid. Het UWV beslist dan ook (in eerste instantie) of [verweerder] zijn Wsw-indicatie behoudt. Alleen al daarom kan de kantonrechter MidZuid niet veroordelen tot behoud van de de Wsw-indicatie van [verweerder] , zodat dit verzoek van [verweerder] dient te worden afgewezen.
5.7
Voorts wil [verweerder] dat zijn niet opgenomen vakantie-uren door de gemeente Drimmelen worden overgenomen. Hij verwijst hiervoor naar de gemeenschappelijke regeling WAVA.. Gelet hierop is het in de optiek van [verweerder] mogelijk dat de gemeente Drimmelen zijn niet opgenomen uren overneemt. Door Midzuid wordt erkend dat [verweerder] nog niet opgenomen vakantie-uren heeft, maar zij kan de uren niet overdragen aan de gemeente Drimmelen, omdat Midzuid de werkgever is van [verweerder] en niet de gemeente Drimmelen. De kantonrechter oordeelt als volgt. De gemeente Drimmelen is geen partij in deze procedure en kan ook niet als opvolgend werkgever gezien worden nadat de arbeidsovereenkomst tussen Midzuid en [verweerder] is beëindigd. [verweerder] is in het kader van de Wsw in dienst bij Midzuid, een instelling die sociale werkvoorzieningen aanbiedt. Dat er een samenwerkingsverband is tussen de gemeenten Altena, Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout, leidt er nog niet toe dat [verweerder] automatisch bij één van die gemeentes in dienst is of komt als de arbeidsovereenkomst met Midzuid wordt beëindigd. Dit betekent dat het verzoek van [verweerder] ter zake van zijn openstaande vakantie-uren moet worden afgewezen.
5.8
Tot slot verzoekt [verweerder] schadevergoeding. Zijn gemachtigde heeft toegelicht dat [verweerder] hiermee de transitievergoeding bedoelt. Midzuid heeft gesteld bereid te zijn de transitievergoeding te betalen. Hoewel [verweerder] heeft aangevoerd dat hij eerst in 2007 voor bepaalde tijd in dienst is getreden bij Midzuid, heeft hij nagelaten een specifieke ingangsdatum te noemen, hetgeen wel vereist is voor het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding. De kantonrechter zal voor de berekening dan ook uitgaan van een ingangsdatum van 28 april 2008. De transitievergoeding bedraagt € 8.848,02 bruto.
5.9
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2022;
6.2.
veroordeelt Midzuid om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 8.848,02 bruto te betalen;
6.3
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Midzuid tot en met vandaag vaststelt op € 626,00, te weten:
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 498,00;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.