ECLI:NL:RBZWB:2022:6396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10021891_E16112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende duidelijkheid in eiswijziging leidt tot afwijzing vordering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te Baarle-Nassau. De vordering betreft een onbetaalde factuur van € 665,44, vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente. De procedure begon met een dagvaarding op 13 juli 2022, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een akte van eiswijziging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de akte van eiswijziging niet duidelijk genoeg was om de vordering te kunnen toewijzen. Eiser heeft in de akte geen eenduidige formulering van de vordering gegeven en heeft niet aangegeven welke betalingen door gedaagde in aanmerking zijn genomen. Hierdoor was het voor de kantonrechter niet mogelijk om te bepalen op welke vordering beslist moest worden.

Als gevolg hiervan heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil zijn vastgesteld, aangezien er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het vonnis is uitgesproken op 16 november 2022 door mr. Hindriks.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
Zaak- en rolnummer: 10021891 CV EXPL 22-2850
vonnis van 16 november 2022
inzake
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [naam] ,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te Baarle-Nassau,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon bij monde van haar directeur [naam] .

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 13 juli 2022 met producties;
b. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 3 augustus 2022 met het mondelinge antwoord en de aangehechte schriftelijke conclusie van antwoord met productie;
c. de akte van [eiser] , tevens wijziging van eis;
d. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 19 oktober 2022 met de mondelinge antwoordakte en de aangehechte schriftelijke antwoordakte met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
De kantonrechter oordeelt dat uit de akte wijziging van eis niet duidelijk is, welke vordering [eiser] in deze procedure bedoelt in te stellen. De akte eindigt zonder petitum en vermeldt in de laatste alinea de tekst:
“Factuurnummer 2021-040 ad € 665,44 is nog niet betaald. (…) Derhalve vordert over dit factuurbedrag nog de incassokosten ad € 99,82, alsmede de wettelijke rente over de gehele vordering (…).”. Uit deze akte leidt de kantonrechter in ieder geval af dat [eiser] erkent dat de bij dagvaarding ingestelde vordering van € 631,70, vermeerderd met wettelijke (handels)rente daarover vanaf 18 oktober 2021, onjuist was. Welke vordering nu resteert, met welke betalingen van [gedaagde] [eiser] nu wel en geen rekening heeft gehouden en wat hij bedoelt met ‘
wettelijke rente over de gehele vordering’, is door [eiser] niet vermeld. Daardoor weet de kantonrechter niet op welke vordering zij moet beslissen.
2.2
Omdat het op de weg van [eiser] als eisende partij ligt om primair bij dagvaarding, maar toch uiterlijk bij akte zijn vordering eenduidig te formuleren en inzichtelijk te maken en [eiser] dat niet heeft gedaan, verbindt de kantonrechter daaraan het gevolg dat zijn vordering wordt afgewezen.
2.3
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot en met vandaag vastgesteld op nihil, nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] in deze procedure kosten heeft gemaakt die op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor vergoeding in aanmerking komen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hindriks en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.