ECLI:NL:RBZWB:2022:6407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
21/2801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kostenvergoeding voor bezwaarfase bij naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om kostenvergoeding voor de bezwaarfase van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 26 mei 2021 het bezwaar van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd, maar het verzoek om kostenvergoeding afgewezen. De belanghebbende had op 13 februari 2021 een auto geparkeerd aan de Beyerd te Breda, maar de parkeerbelasting was niet voldaan. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen de afwijzing van de kostenvergoeding behandeld. De belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag was vernietigd vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, omdat de parkeerapp 'Rabowallet' een fout zou hebben gemaakt bij het aangeven van de locatie. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor het kiezen van de verkeerde zone in de app. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een fout in de app en dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding had toegekend. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de belanghebbende kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2801
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 mei 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft hij afgewezen.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 13 februari 2021 een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan de Beyerd te Breda. Tijdens een controle omstreeks 11:03 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende op 22 mei 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 2,30 verhoogd met een bedrag van € 64,50 vanwege gemaakte kosten.
2.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 18 mei 2021 heeft een (telefonische) hoorzitting plaatsgevonden.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat op basis van hetgeen tijdens de hoorzitting op 18 mei 2021 is aangedragen, vastgesteld kan worden dat de verschuldigde parkeerbelasting wel was betaald. Dit ondanks het feit dat het voertuig stond geparkeerd aan de Beyerd en het kenteken was aangemeld voor de Academiesingel. Aangezien op beide locaties hetzelfde tarief geldt, is volgens de heffingsambtenaar voldaan aan de betalingsverplichting en kan de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet in stand blijven.
2.4.
De heffingsambtenaar heeft het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen, omdat belanghebbende bij het aanmelden van het kenteken een verkeerde zone heeft aangegeven. Gelet hierop is volgens de heffingsambtenaar geen sprake van vernietiging van de naheffingsaanslag vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase terecht heeft afgewezen.
Is de naheffingsaanslag vernietigd vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid?
3.2.
Belanghebbende stelt dat het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase ten onrechte is afgewezen, omdat de naheffingsaanslag wel is vernietigd vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Bij het aanmelden van het kenteken in de parkeerapp "Rabowallet" belanghebbende de locatiegegevens bijgewerkt, maar de app bevatte volgens hem een fout door enige tijd "Academiesingel" in plaats van "de Beyerd" aan te geven.
3.3.
De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat belanghebbende tijdens de hoorzitting – anders dan in het beroepschrift – heeft verklaard dat ten tijde van het parkeren de parkeerapp "Rabowallet" was aangezet op de "Academiesingel" en de locatiegegevens op dat moment niet waren bijgewerkt. Belanghebbende heeft bij het aanmelden een verkeerde zone gekozen en dit niet gecontroleerd. Verder heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de app een fout bevat. Het is dan ook volgens de heffingsambtenaar aan belanghebbende zelf te wijten dat aan hem in eerste instantie een naheffingsaanslag is opgelegd.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij in de parkeerapp onjuiste gegevens omtrent de verschuldigde parkeerbelasting te zien kreeg en sprake is van een fout in de parkeerapp als gevolg van door de gemeente verkeerd aangeleverde informatie aan de app-aanbieder. Het beroep van belanghebbende op de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1014) slaagt niet, omdat in die zaak – anders dan in het onderhavige geval – sprake was van onjuiste tariefinformatie in de parkeerapp. Verder is niet gebleken dat ook in het geval belanghebbende op het moment dat hij met de parkeerapp wilde betalen niet de juiste parkeerzone kreeg aangegeven, de heffingsambtenaar daarvoor verantwoordelijk is. Van vernietiging vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Het voorgaande brengt mee dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 2 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over het hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.