ECLI:NL:RBZWB:2022:6409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
21-015266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-ondertekening door verzoekster

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoekster die woonachtig was op een bepaald adres en vertegenwoordigd werd door haar raadsman, mr. J. van Rooijen. De verzoekster had kosten gemaakt in verband met een politieverhoor en een OM-hoorzitting, en vroeg een vergoeding van in totaal € 696,46, bestaande uit reiskosten en een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de behandeling op 21 maart 2022 was de verzoekster niet aanwezig, maar haar raadsman had het verzoek ingediend. De officier van justitie stelde dat de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het verzoekschrift niet door haar was ondertekend. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor indiening van een verzoekschrift door een gemachtigde zonder ondertekening door de verzoekster zelf. Dit werd onderbouwd met een verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1987:AB7723).

De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek en verklaarde haar verzoek niet-ontvankelijk. De beslissing werd op dezelfde dag, 4 april 2022, gegeven door rechter R.P. Broeders in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/214569-20
rk-nummer: 21-015266
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 7 oktober 2021, in de zaak:
[verzoekster]wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J. van Rooijen, Tivolistraat 18, 5017 HP Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 16,46, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 9 juli 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 21 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie gehoord.
Verzoekster en haar raadsman zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 16 juli 2020 als verdachte door de politie is gehoord inzake een strafrechtelijke verdenking aangaande een bedreiging. Op 9 juli 2021 is de zaak, na een OM-hoorzitting, geseponeerd. Verzoekster heeft € 16,46 aan reis- en verblijfkosten gemaakt aangaande het politieverhoor en de OM-hoorzitting. Daarnaast vraagt verzoekster de forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 680,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster, primair, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu het verzoekschrift niet door verzoekster is ondertekend. Voorts stelt de officier van justitie zich, subsidiair, op het standpunt dat het verzoek tot € 13,45 toegewezen kan worden, het overige deel, dat ziet op het verhoor bij politie, valt niet binnen de reikwijdte van artikel 530 Sv. Het forfaitaire bedrag inzake onderhavig verzoekschrift kan toegewezen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank constateert dat het verzoekschrift niet door verzoekster is ondertekend. Noch in artikel 533 Sv noch elders in het Wetboek van Strafvordering is in indiening van een verzoekschrift door een gemachtigde uitdrukkelijk voorzien, zodat aangenomen moet worden dat de wetgever van vertegenwoordiging te dezen niet heeft willen weten (ECLI:NL:HR:1987:AB7723). De rechtbank is van oordeel dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoekschriften.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beslissing is op 4 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).