ECLI:NL:RBZWB:2022:6416
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV- besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 april 2021, waarin de aanvraag voor een Ziektewetuitkering per 30 november 2020 werd geweigerd. Op 20 juli 2022 heeft het UWV echter een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard en verzoekster de Ziektewetuitkering per de eerder genoemde datum werd toegekend. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen door de gewijzigde beslissing op bezwaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande en is openbaar gemaakt op 1 november 2022.