ECLI:NL:RBZWB:2022:6441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
9943172_E09112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Propre Stationem B.V. en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurde. Propre vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 26.518,20 tot en met 31 mei 2022, alsook de betaling van vervallen huurtermijnen en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde, die in persoon procedeerde, voerde verweer aan, onder andere dat hij het gehuurde al had verlaten en dat hij geen huurovereenkomst had ontvangen van Propre.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet was verschenen op de mondelinge behandeling, waardoor hij zijn verweer niet kon toelichten. De rechter stelde vast dat Propre de huurovereenkomst had voortgezet na de aankoop van het pand en dat de gedaagde de huurverplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter wees de vorderingen van Propre grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde machtiging voor ontruiming door Propre zelf, aangezien dit niet wettelijk was toegestaan. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.

De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van de achterstallige huur, de huurtermijnen vanaf juni 2022, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk uitgevoerd moesten worden, ook als er hoger beroep zou worden ingesteld. De rechter benadrukte dat de wettelijke rente van toepassing was op de proceskosten en dat de gedaagde in de kosten van de procedure werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 9943172 CV EXPL 22-2313
vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Propre Stationem B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres (hierna te noemen: Propre),
gemachtigde: mr. J.P. van Roestel, advocaat te Tilburg,
tegen
de heer [gedaagde] ,
kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde (hierna te noemen: [gedaagde] ),
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van de procedure

De verdere procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 17 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken;
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 25 oktober 2022.
Hierna is de uitspraak van het vonnis op vandaag bepaald.

2.Het geschil

2.1
Propre vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
- [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 26.518,20 aan achterstallige huur over de periode tot en met 31 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de vervallen huurtermijnen van € 2.453,88 per maand vanaf 1 juni 2022 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als gebruiksvergoeding over de periode dat [gedaagde] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.040,18, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
2.2
[gedaagde] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat -voor zover thans van belang- het volgende vast.
- [gedaagde] huurt sinds 1 januari 2011 een bedrijfsruimte aan de [adres] . In deze
bedrijfsruimte exploiteerde [gedaagde] tot voor kort een restaurant en bezorgservice.
- Propre heeft (onder andere) het pand aan de [adres] gekocht en op
27 december 2017 geleverd gekregen. Sindsdien is Propre verhuurder van de bedrijfsruimte aan
de [adres] .
3.2
Propre legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] op grond van nakoming van de huurovereenkomst gehouden is de gevorderde huur te betalen. Wat betreft de buitengerechtelijke kosten baseert Propre haar vordering op de door haar aan [gedaagde] gestuurde sommatiebrieven in combinatie met artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde rente baseert Propre op artikel 6:119(a) BW. Tot slot stelt Propre dat de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen de gevorderde ontbinding en ontruiming met nevenvorderingen rechtvaardigt.
3.3
[gedaagde] voert als verweer aan dat hij het gehuurde reeds heeft verlaten. Verder voert [gedaagde] aan dat hij lange tijd niet kon beschikken over een deel van de door hem gehuurde bedrijfsruimte. Ook voert [gedaagde] aan dat hij geen huurovereenkomst van Propre kreeg. In het licht van het voorgaande stelt [gedaagde] dat hij (meer dan) voldoende huur heeft betaald. Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij te veel heeft betaald voor nutsvoorzieningen, omdat er geen splitsing is voor de bovenwoning met huisnummer 10a.
3.4
De kantonrechter oordeelt hierover het volgende.
3.4.1
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] ondanks een uitnodiging niet op de mondelinge behandeling van 25 oktober 2022 is verschenen. Door niet op de mondelinge behandeling te verschijnen heeft [gedaagde] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn verweer toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van Propre in te gaan en om vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl [gedaagde] er in het tussenvonnis van 17 augustus 2022 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning de gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
3.4.2
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling overweegt de kantonrechter dat Propre tijdens de mondelinge behandeling heeft gereageerd op het bij antwoord door [gedaagde] gevoerde verweer. Propre stelt dat [gedaagde] al een huurovereenkomst had met de rechtsvoorganger van Propre en dat die overeenkomst werd voortgezet door Propre nadat zij (onder andere) de bedrijfsruimte aan de [adres] had gekocht. Verder stelt Propre dat [gedaagde] de gehele huurperiode over het volledige gehuurde heeft kunnen beschikken. Het deel waar [gedaagde] op doelt, is volgens Propre geen onderdeel van het gehuurde. Wat betreft de nutsvoorzieningen heeft Propre tijdens de mondelinge behandeling van 25 oktober 2022 gesteld dat [gedaagde] alleen betaalde voor de nutsvoorzieningen van de bedrijfsruimte aan de [adres] . Ter onderbouwing van deze stelling heeft Propre laten zien dat de energienota voor de bovenwoning met huisnummer 10a op naam en adres van Propre staat. Tot slot heeft Propre tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [gedaagde] uit het gehuurde is vertrokken, maar zonder al zijn spullen mee te nemen en zonder het inleveren van de sleutels van het gehuurde.
3.4.3
De kantonrechter is van oordeel dat de onweersproken stellingen van Propre tijdens de mondelinge behandeling van 25 oktober 2022 het verweer van [gedaagde] voldoende weerleggen.
Dit brengt met zich mee dat de vorderingen van Propre – die de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – toegewezen kunnen worden, behalve het volgende.
De kantonrechter ziet geen grond om de gevorderde machtiging van Propre om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren, desnoods met inroeping van de sterke arm, toe te wijzen. Deze wijze van ontruiming berust immers niet op de wet. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Verder behoeft de deurwaarder geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder rechtstreeks aan artikel 557 Rv in combinatie met artikel 444 Rv. Verder wordt de ontruimingstermijn gesteld op de gebruikelijke en redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis. Wat betreft de gevorderde wettelijke handelsrente over de gebruiksvergoeding – de schadevergoeding die [gedaagde] verschuldigd is tot het moment van de volledige en deugdelijke ontruiming – overweegt de kantonrechter dat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op een vordering tot betaling van een bedrag bij wijze van schadeloosstelling, zodat de gevorderde handelsrente over de gebruiksvergoeding niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente van artikel 6:119 BW worden toegewezen. Tot slot zal de vordering met betrekking tot de ontruimingskosten afgewezen worden, aangezien de daarmee gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn, als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand te beoordelen is.
3.4.4
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Propre. Die kosten worden vastgesteld op € 2.490,39 (bestaande uit € 110,39 aan dagvaardingskosten, € 1.384,00 aan griffierecht en € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde van Propre). De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben betaald. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , indien hij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegen-heid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is bepaald.

4.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt met ingang van 10 november 2022 de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de bedrijfsruimte, staande en gelegen te [adres] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Propre te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Propre te betalen:
  • een bedrag van € 26.518,20 aan achterstallige huur tot en met 31 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de data van opeisbaarheid van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
  • een bedrag van € 2.453,88 per maand aan huur vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst (10 november 2022), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de data van opeisbaarheid van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
  • een bedrag van € 2.453,88 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat volledige en deugdelijke ontruiming van het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover van de opeisbaarheid van de betreffende gebruiksvergoedingstermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
  • een bedrag van € 1.040,18 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van Propre, vastgesteld op € 2.490,39, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
• € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling
en
• de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad*;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
* Het vonnis is ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen uitgevoerd moeten worden, ook als in hoger beroep zou worden gegaan tegen dit vonnis.