Uitspraak
Propre Stationem B.V.,
1.Het verdere verloop van de procedure
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 25 oktober 2022.
2.Het geschil
3.De beoordeling
Dit brengt met zich mee dat de vorderingen van Propre – die de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – toegewezen kunnen worden, behalve het volgende.
De kantonrechter ziet geen grond om de gevorderde machtiging van Propre om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren, desnoods met inroeping van de sterke arm, toe te wijzen. Deze wijze van ontruiming berust immers niet op de wet. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Verder behoeft de deurwaarder geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder rechtstreeks aan artikel 557 Rv in combinatie met artikel 444 Rv. Verder wordt de ontruimingstermijn gesteld op de gebruikelijke en redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis. Wat betreft de gevorderde wettelijke handelsrente over de gebruiksvergoeding – de schadevergoeding die [gedaagde] verschuldigd is tot het moment van de volledige en deugdelijke ontruiming – overweegt de kantonrechter dat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op een vordering tot betaling van een bedrag bij wijze van schadeloosstelling, zodat de gevorderde handelsrente over de gebruiksvergoeding niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente van artikel 6:119 BW worden toegewezen. Tot slot zal de vordering met betrekking tot de ontruimingskosten afgewezen worden, aangezien de daarmee gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn, als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand te beoordelen is.
4.De beslissing
- een bedrag van € 26.518,20 aan achterstallige huur tot en met 31 mei 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de data van opeisbaarheid van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
- een bedrag van € 2.453,88 per maand aan huur vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst (10 november 2022), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de data van opeisbaarheid van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
- een bedrag van € 2.453,88 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat volledige en deugdelijke ontruiming van het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover van de opeisbaarheid van de betreffende gebruiksvergoedingstermijnen tot aan de dag van de volledige betaling;
- een bedrag van € 1.040,18 aan buitengerechtelijke incassokosten;