ECLI:NL:RBZWB:2022:6510
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de WOZ-waarde en aanslagen onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2020. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2019 vastgesteld op € 733.000, wat leidde tot aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing voor het jaar 2020. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Echter, op 26 september 2022 bereikten partijen een compromis over de waarde van de woning, die nu op € 603.000 wordt vastgesteld. Dit compromis heeft ook invloed op de aanslagen OZB en watersysteemheffing, waarbij de rechtbank de heffingsambtenaar verzoekt om de aanslag watersysteemheffing ambtshalve te verminderen.
Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de heffingsambtenaar de proceskosten van belanghebbende vergoedt, vastgesteld op € 1.804,76, inclusief griffierecht van € 49. Belanghebbende heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met ongeveer 6 maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500, verdeeld over de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de vastgestelde waarde tot € 603.000, en gelast de heffingsambtenaar om de proceskosten en immateriële schade te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra op 9 november 2022.