ECLI:NL:RBZWB:2022:6511
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de waarde van onroerende zaak en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 597.000 per 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en onderzoekt eerst de ontvankelijkheid. Het beroepschrift is op 20 januari 2021 ontvangen, terwijl de wettelijke termijn voor indiening op 23 oktober 2019 eindigde. Belanghebbende stelt dat hij op 18 oktober 2019 een beroepschrift per fax heeft ingediend, maar de rechtbank concludeert dat de fax onleesbaar was en dat er geen bewijs is dat het beroepschrift tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend. Daarnaast maakt belanghebbende aanspraak op immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn voor de beroepsfase is vastgesteld op vijf maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van deze schade en de proceskosten van € 759, evenals het griffierecht van € 49. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.