ECLI:NL:RBZWB:2022:6538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21-018163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van mobiele telefoon

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klager, die een mobiele telefoon in beslag had genomen. De telefoon, een Alcatel 5030d, was op 2 november 2021 onder klager in beslag genomen. Klager had het klaagschrift ingediend op 25 november 2021, waarin hij verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de telefoon. Klager stelde dat hij de telefoon als onderpand had, maar de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, stelde dat de telefoon teruggegeven moest worden aan de rechtmatige eigenaar, [belanghebbende], die aangifte had gedaan van diefstal.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 maart 2022 was klager niet aanwezig, maar de officier van justitie gaf aan dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. De rechtbank oordeelde dat, hoewel klager ontvankelijk was in zijn klaagschrift, de telefoon terecht was in beslag genomen en dat [belanghebbende] als rechthebbende moest worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van diefstal door [belanghebbende] en de omstandigheden waaronder de telefoon was aangetroffen.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en ging ervan uit dat het Openbaar Ministerie de telefoon aan [belanghebbende] zou teruggeven. De beslissing werd genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 21-018163
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboortedatum en -plaats onbekend
wonende op het adres [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 november 2021 onder klager in beslag is genomen: een mobiele telefoon van het merk Alcatel, type 5030d, kleur zwart;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 25 november 2021 ter griffie van deze rechtbank en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 15 maart 2022. Gehoord is de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De belanghebbende [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager het niet eens is met de beslissing van het Openbaar Ministerie om de telefoon terug te geven aan [belanghebbende] , omdat klager de telefoon in zijn bezit had als onderpand.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoon dient te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, zijnde [belanghebbende] . Klager wil de telefoon van [belanghebbende] enkel teruggeven in ruil voor geld. [belanghebbende] heeft echter aangifte gedaan, waardoor de officier van justitie van mening is dat [belanghebbende] het meest in zijn recht staat. Hij heeft verzocht om het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
De rechtbank stelt vast dat uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt dat de telefoon onder klager in beslag is genomen. Voorts stelt de rechtbank vast dat de officier van justitie per e-mail van 17 november 2021 aan de raadsman van aangever [belanghebbende] heeft medegedeeld dat de telefoon kan worden teruggegeven aan aangever, mits beslagene zich tegen deze beslissing niet verzet. Gelet hierop doet voornoemd geval zich voor, namelijk dat in het voornemen van de officier van justitie om de telefoon terug te geven aan een ander dan beslagene, besloten ligt dat het belang van strafvordering zich niet langer tegen teruggave verzet.
De rechtbank overweegt voorts dat in beginsel, indien het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet, inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan de beslagene. Dit ligt echter anders indien een ander dan de beslagene redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat een ander dan klager, namelijk aangever [belanghebbende] , redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat [belanghebbende] aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn telefoon en dat hij vermoedde dat zijn telefoon was gestolen door een man genaamd [naam] . Toen hij [naam] weer zag heeft hij gevraagd waar zijn telefoon was, waarna [naam] hem vertelde dat hij de telefoon had gebracht bij een - later door hem aangewezen - huis. De politie heeft vervolgens de telefoon op dat adres onder klager in beslag genomen. In de stukken bevindt zich voorts een e-mail van de raadsman van aangever [belanghebbende] met daarbij een bestelbevestiging van de Mediamarkt van de betreffende telefoon. Klager heeft aangevoerd dat hij de telefoon in zijn bezit had als onderpand. De rechtbank stelt vast dat dit geen eigendomsrecht betreft.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren. De rechtbank gaat ervan uit dat het Openbaar Ministerie de telefoon zal teruggeven aan [belanghebbende] .

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 29 maart 2022 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).