Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
– IGC is een bedrijf dat actief is geweest op de markt van ‘garden components’, waaronder parasols, windschermen, terrasaccessoires en de CoverQ-parasol (hierna: CoverQ). Enig aandeelhouder en bestuurder van IGC is de besloten vennootschap Embas B.V. (hierna: Embas). Indirect bestuurders van Embas zijn de heer [naam indirect bestuurder Embas 1] en zijn zus [naam indirect bestuurder Embas 2] via hun persoonlijke holdings.
– Op 29 augustus 2020 heeft IGC haar onderneming middels een activa en passiva transactie grotendeels verkocht aan Promat-IGC BV (hierna: Promat). [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] zijn beiden aandeelhouder van H&H Holding, die op haar beurt enig aandeelhouder is van Promat. De heer [naam bedrijf 2] is indirect bestuurder van Promat.
– IGC en Promat zijn een voorlopige koopprijs overeengekomen van € 400.000,00. Partijen hebben afgesproken om de verschuldigde koopprijs om te zetten in een geldlening. De desbetreffende bepaling luidt:
“3.9 De Koopprijs zal op de Overdrachtsdatum door Koper aan Verkoper schuldig worden gebleven en gelijktijdig worden omgezet in een door Verkoper aan Koper verstrekte geldlening. Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst zullen door Koper aan Verkoper zekerheden worden verstrekt. […]”
– H&H Holding heeft zich hoofdelijk verbonden tot nakoming van de betalingsverplichting van Promat uit hoofde van de geldleningsovereenkomst. Artikel 11.2 van de Koopovereenkomst luidt:
“Tot zekerheid van de nakoming van de betalingsverplichtingen van Koper aan Verkoper onder de Geldleningsovereenkomst verplicht H&H Holding B.V. zich bij deze Overeenkomst om, zodra Koper op enig moment de genoemde betalingsverplichtingen jegens Verkoper niet kan voldoen, door bijvoorbeeld tijdelijke liquiditeitstekorten, deze verplichtingen per omgaande na te komen, zulks ten blijke waarvan H&H Holding B.V., de onderhavige Overeenkomst voor wat betreft deze Verklaring mede voor akkoord ondertekent.”
– Daarnaast hebben [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] zich borg gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichting van Promat tot een maximum bedrag van elk € 50.000,00 (artikel 11.5 van de Koopovereenkomst).
– De geldlening is vastgelegd in een Geldleningsovereenkomst tussen IGC en Promat. De door H&H Holding, Dingenmans en [naam bedrijf 2] verstrekte zekerheden zijn vastgelegd in artikel 9 van deze overeenkomst. Vanwege deze zekerheden is de overeenkomst voor akkoord medeondertekend door H&H Holding, [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] .
– De borgstelling is op 20 oktober 2020 vastgelegd in een tweetal akten van borgstelling.
– De Koopovereenkomst is op 20 november 2020 aangevuld met een addendum (hierna: Addendum). In het Addendum is de koopprijs met € 25.000,00 naar beneden bijgesteld, omdat onder meer een softwarepakket en een deel van de voorraad niet werd overgenomen. De koopprijs is vastgesteld op een bedrag van
€ 375.000,00.
– Tussen IGC en Promat is een geschil ontstaan, onder andere over de nakoming van de verplichtingen uit de Koopovereenkomst. Daarop heeft IGC op 4 mei 2021 een bodemprocedure aangespannen tegen Promat, waarin zij onder meer nakoming vordert van de verplichtingen uit de Koopovereenkomst, het Addendum en de Geldleningsovereenkomst. Deze procedure is bij deze rechtbank aanhangig onder rol- en zaaknummer C/02/385718 HA ZA 21/290.
– Promat heeft vervolgens haar betalingsverplichting onder de Geldleningsovereenkomst opgeschort. Als gevolg daarvan heeft IGC een incasso kort geding aangespannen tegen Promat, H&H Holding, [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , met als inzet het hervatten van de betalingsverplichting. Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding in hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, hebben partijen op 22 september 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald:
“1. Promat betaalt de achterstallige termijnen volgens de onderhavige geldlening tot heden en de toekomstige termijnen volgens deze geldlening totdat in totaal uit hoofde van de geldlening € 150.000,00 in hoofdsom is betaald. De maandelijkse termijnen (rente en aflossing) worden betaald overeenkomstig het aan dit proces-verbaal gehechte schema […]. De termijnen zijn betaald over de periode tot en met april 2021. De toekomstige termijnen betreffen de periode mei 2021 tot en met september 2022.
2. Promat betaalt, binnen uiterlijk 14 dagen na heden, € 19.000,00 inclusief BTW in mindering op de factuurbedragen met betrekking tot de betalingen die IGC heeft voorgeschoten en die onderwerp zijn van de tussen partijen lopende bodemzaak.
3. Promat schort de betaling van het restant uit hoofde van de geldlening op, uiterlijk totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan in de bodemzaak die op dit moment tussen partijen aanhangig is. Indien Promat cassatieberoep zal instellen van de uitspraak in hoger beroep maakt Promat het bedrag dat zij op grond van de uitspraak in hoger beroep aan IGC verschuldigd is, over op de derdenrekening van de advocaat van IGC. Dat bedrag blijft in depot op deze derdenrekening totdat in de bodemzaak een uitspraak onherroepelijk is geworden of partijen een regeling hebben getroffen.
[…]
5. De managementvergoeding die is betaald over de periode tot en met augustus 2021 vordert Promat op dit moment niet terug, maar zij behoudt zich het recht voor om dit in een andere procedure wel te doen. Promat mag de betaling van de termijnen over september en oktober 2021 opschorten totdat over de verschuldigdheid van de managementvergoeding onherroepelijk uitspraak is gedaan of partijen daar een regeling over hebben getroffen.”