Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het geschil
in conventie
1 november 2021 de contractuele fees ad € 4.800,00 inclusief btw per maand verschuldigd is;
€ 1000,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, binnen 5 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan IGC rekening en verantwoording doet voor de aan de voorraden van IGC onttrokken aan derden verkochte roerende zaken door o.a. inzage te geven in de voorraadposities en aan derden verzonden facturen;
primair: IGC veroordeelt een bedrag te betalen van € 829.663,42, vermeerderd met rente;
3.De beoordeling
“Voordeel voor de koper is dat een due diligence onderzoek niet of minder intensief aan de orde is omdat later opkomende verplichtingen voor de verkoper blijven.”
De over te nemen activa en passiva zijn voorzien van een toegekende waarde en toelichting door Verkoper aan Koper, zoals opgenomen in het Voorstel overname ondernemingsactiviteiten Embas/IGC groep op basis van een activa/passiva transactie dat Verkoper in ‘ [naam 1] ’ heeft gepresenteerd(bijlage 1)en als resultaat van de daarop volgende onderhandelingen is wilsovereenstemming over de essentialia bereikt, welke deels ook in een becommentarieerde gespreksnotitie van 14 juli 2020 om 15:41 uur is vastgelegd(bijlage 2);
Verkoper heeft Koper alle relevante informatie verband houdende met de koop en verkoop van de activa en passiva verstrekt en Koper is voldoende in de gelegenheid gesteld aanvullende informatie van Verkoper te verkrijgen.”
€ 10.358,77, althans een bedrag dat na verrekening resteert, en opheffing van de gelegde beslagen.
€ 100.000,00 dat Windscreen BV destijds aan ontwikkelkosten heeft gemaakt, heeft IGC ook nog een bedrag van € 132.530,03 geïnvesteerd. Vrijwel alle meldingen van klanten over de CoverQ zien op facturen voor werkzaamheden die IGC heeft uitgevoerd in het kader van onderhoud dan wel vanwege schade. De werknemers hebben geen constructiefouten geconstateerd, omdat die er niet waren. De verklaringen van werknemers, waar Promat naar verwijst, zijn onjuist en onder druk van Promat afgelegd, aldus IGC.
€ 375.000,00, is dat slechts een gering bedrag.
€ 15.739,26. Dit betreft een viertal facturen die Promat eveneens onbetaald heeft gelaten. Op de openstaande facturen is op grond van de vaststellingsovereenkomst een bedrag van € 19.000,00 in mindering voldaan. Daarmee resteert een vordering van (€ 46.690,74 +/+ € 15.739,26 -/- € 19.000 =) € 43.430,00. Als grondslag van de vordering heeft IGC aangevoerd dat zij in goed vertrouwen en onverplicht de bedragen ten behoeve van Promat heeft voldaan. De koopovereenkomst verplicht haar daar niet toe. Zo heeft IGC bijvoorbeeld de brandstofkosten voor de door Promat van IGC overgenomen voertuigen aan Vollenhove voorgeschoten en motorrijtuigenbelasting voor deze voertuigen betaald. Ook heeft zij meegewerkt aan een order bij een leverancier, die niet bereid bleek om loyaliteitskorting aan Promat te verstrekken. Verder zijn er bedragen betaald aan Ziggo, T-Mobile, Tele2, Google, AON en Brabant Water.
om namens volmachtgever tot incasso over te gaan van de tot 1 november 2021 door Promat-IGC B.V. aan volmachtgever verschuldigde managementfeest ad € 4.800,07 inclusief BTW per maand.”IGC is dus niet bevoegd om namens [naam indirect bestuurder Embas 1] de op grond van de managementovereenkomst verschuldigde kilometervergoeding te innen. Daarnaast is gemotiveerd betwist dat Promat niet aanwezig was op de Horecava omdat zij geen spullen had om tentoon te stellen. Ter zitting hebben IGC en Promat echter wel verklaard dat het gebruikelijk was dat IGC bestellingen plaatste, bedoeld voor Promat, vanwege de kortingen die IGC kon bedingen bij leveranciers. De overige facturen zijn gelet daarop onvoldoende gemotiveerd betwist door Promat. Dat betekent dat Promat aan IGC nog een bedrag aan openstaande facturen verschuldigd is van (€ 43.430,00 incl. btw -/- € 400,00 incl. btw -/- € 6.897,00 incl. btw =) € 36.133,00 incl. btw.
€ 10.358,77. Zij verwijst in dat verband naar de door haar overgelegde productie 11, waaruit volgt dat een vijftal klanten betalingen heeft verricht op de bankrekening van IGC terzake een aantal facturen. IGC heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat. Dat betekent dat het bedrag van € 36.133,00 verminderd moet worden met een bedrag van (€ 10.358,77 -/-
€ 9.608,19 =) € 750,67. Van het gevorderde bedrag van € 43.430,00 zal een bedrag van (€ 36.133,00 -/- € 750,67 =)
€ 35.382,33worden toegewezen. Nu het beroep op verrekening met betrekking tot het bedrag van € 10.358,77 slaagt, behoeft de voorwaardelijke reconventie op dit punt geen bespreking meer.
€ 35.382,33 is als onvoldoende weersproken toewijsbaar. De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de facturen.
€ 6.010,30toewijsbaar is. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen over voornoemd bedrag vanaf 28 oktober 2021, nu sprake is van een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling.
Om die reden in Promat nog huur verschuldigd over de periode januari t/m maart 2021, aldus IGC.
€ 6.026,94als onvoldoende gemotiveerd weersproken zal worden toegewezen.
€ 6.026,94 is als onvoldoende weersproken toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarden.
€ 332.867,10 verschuldigd is, zal worden toegewezen, evenals de onder IV. gevorderde veroordeling tot betaling.
bevestiging mondelinge bijzondere volmacht ex artikel 3:62” overgelegd waaruit volgt dat [naam indirect bestuurder Embas 1] aan IGC de bevoegdheid heeft gegeven om tot incasso over te gaan van de tot 1 november 2021 door Promat verschuldigde managementfee ad € 4.800,07 incl. btw per maand. Om die reden wordt het verweer van Promat dat IGC niet bevoegd zou zijn om betaling van de managementfees te vorderen verworpen. In het Addendum is daarnaast duidelijk bepaald dat [naam indirect bestuurder Embas 1] doorbetaald zou worden, ondanks het feit dat hij zou worden vrijgesteld van alle werkzaamheden. Dit is in het Addendum opgenomen, zo begrijpt de rechtbank, omdat er volgens Promat een onwerkbare situatie was ontstaan. Nu partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat Promat (desondanks) de managementfee verschuldigd blijft tot 1 november 2021, zal de in conventie onder V. gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen. Eveneens zal worden toegewezen de onder VI. gevorderde betaling van € 9.600,14 incl. btw.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring ten aanzien van de veroordeling tot betaling van € 9.600,14 zal worden afgewezen, gelet op de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen bevoegdheid van Promat om haar betalingsverplichting op te schorten totdat over de verschuldigdheid van de managementvergoeding onherroepelijk uitspraak is gedaan of partijen daar een regeling over hebben getroffen.
€ 43.560,00 incl. btw. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat Promat ook de verhuizing zou betalen. Ook die afspraak is Promat niet (geheel) nagekomen.
“een vergelijkbare oppervlakte c.q. inhoud als 350m2 (netto) bij een vrije hoogte van 6,5 meter in kooien plus 50m2 met een hoogte van 4 meter”ter beschikking zou worden gesteld door Promat aan IGC. Vervolgens is in het Addendum afgesproken: “
Het aantal m2 huisvesting voor Windscreen voorraad en privé spullen [naam indirect bestuurder Embas 1] die door de koper kosteloos beschikbaar worden gesteld wordt door het niet overnemen van de gehele voorraad IGC (zie voornoemd Bijlagen RO #8) verhoogd van 350m2 (netto) naar ± 550m2 (netto). Het exact aantal benodigde m2 zal vastgesteld worden bij het verhuizen van de betreffende goederen.”In de Koopovereenkomst is een hoogte opgenomen in verband met de hoogte van de kooien die gestapeld moesten worden. In het Addendum is alleen de in de Koopovereenkomst overeengekomen oppervlakte aangepast. De aanpassing van de oppervlakte was nodig, omdat er meer goederen zouden moeten worden opgeslagen. Gelet op het feit dat Promat, naar zij ter zitting heeft erkend, wist dat de goederen door IGC werden opgeslagen in kooien en dat de kooien gestapeld moesten worden, brengt een redelijke uitleg van het Addendum in het licht van de Koopovereenkomst mee dat de in de Koopovereenkomst overeengekomen hoogte is blijven gelden. Dat betekent dat Promat onvoldoende opslagruimte aan IGC ter beschikking heeft gesteld en daarmee te kort is geschoten in de nakoming van de Koopovereenkomst en het Addendum.
4.De beslissing
1 november 2021 de contractuele managementfee ad € 4.800,00 inclusief btw per maand verschuldigd is,