ECLI:NL:RBZWB:2022:6551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21-018403
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een voertuig

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in verband met de inbeslagname van zijn voertuig, een Mercedes-Benz type Sprinter, verzocht om opheffing van het beslag. Het voertuig was op 22 september 2021 in beslag genomen, omdat klager het zonder geldige kentekenplaten had aangeschaft. Klager had tijdelijke kentekenplaten aangevraagd, maar deze bleken vervalst te zijn. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er een recidiverisico bestond en het voertuig zonder registratie niet op de openbare weg mocht worden gebruikt. Klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn raadsman voerde aan dat klager alles had gedaan om de kentekenplaten op orde te krijgen en dat hij niet te kwader trouw had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, omdat het voertuig mogelijk was omgekat en er aanwijzingen waren dat het in strijd met de wet werd gebruikt. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee het beslag op het voertuig werd gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 21-018403
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A. Mao, Nieuwe Haven 265 te 3117 AB Schiedam
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 22 september 2021 onder klager in beslag is genomen: een bestelauto van het merk Mercedes, type Sprint, land België en voorzien van kenteken [kenteken 1] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 26 november 2021 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 15 maart 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en mr. A. Mao als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat eind september 2021 het voertuig, een Mercedes-Benz, type Sprinter, van klager in beslag is genomen. Klager heeft het voertuig zonder kentekenplaten op 21 april 2021 gekocht van een Belgische vennootschap. Op 29 mei 2021 heeft hij de formulieren voor de aanvraag tot het verkrijgen van reguliere (definitieve) kentekenplaten opgestuurd. Hij heeft de kentekenplaten echter nog niet mogen ontvangen, waardoor hij tijdelijke kentekenplaten heeft aangekocht, namelijk een “certificat provisoire d’immatriculation” (CPI), die het mogelijk maken reeds gebruik te maken van het voertuig. Klager was in de veronderstelling dat zijn voertuig voorzien was van de juiste (tijdelijke) kentekenplaten. Namens klager is aangevoerd dat er geen sprake is van enig strafvorderlijk belang dat zich tegen de opheffing van het beslag verzet. Door klager zijn geen strafbare feiten begaan die het beslag – dan wel de instandhouding daarvan – rechtvaardigen. Daarnaast is aangevoerd dat klager op onevenredige wijze wordt benadeeld in zijn belangen door de voortduring van het beslag.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Hiertoe is aangevoerd dat uit de stukken blijkt dat het voertuig met bijbehorende kentekenplaten [kenteken 1] een einde tenaamstelling heeft sinds 25 maart 2020 en dat bovendien de kentekenplaten, waarvan klager stelt dat dit tijdelijke kentekenplaten betreffen, vervalst zijn. Een recidiverisico wordt aanwezig geacht nu het voertuig nog steeds geen geldige tenaamstelling heeft en dit klager er eerder ook niet van heeft weerhouden om te gaan rijden. Klager neemt kennelijk niet de verantwoordelijkheid het voertuig op naam te stellen. Het is ongewenst het voertuig zonder registratie terug te laten keren in het maatschappelijke verkeer, nu hiermee niet op de openbare weg mag worden gereden en er niemand aansprakelijk kan worden gehouden indien er strafbare feiten met het voertuig worden begaan. Gelet op het voorgaande stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift ongegrond te verklaren.
De advocaat heeft in raadkamer twee aanvullende stukken overgelegd, waaronder Belgische kentekenpapieren en een stuk waaruit blijkt dat het voertuig is verzekerd of APK is gekeurd, aldus de advocaat. In aanvulling op het klaagschrift is aangevoerd dat het in Frankrijk gebruikelijk is dat het enige tijd duurt voordat een kentekenplaat op naam is gezet. Klager wist niet hoe een en ander werkte en kreeg te horen dat hij tijdelijke kentekenplaten kon aanvragen. Met deze tijdelijke kentekenplaten heeft hij het voertuig verzekerd en APK laten keuren. Ook heeft klager de tijdelijke kentekenplaten kunnen verlengen. Het is voor klager een raadsel hoe hij dit heeft kunnen doen met kennelijk valse kentekenplaten. Klager heeft het voertuig hard nodig voor zijn werk. In reactie op het standpunt van de officier van justitie dat klager kennelijk niet de verantwoordelijkheid neemt om het voertuig op naam te stellen, heeft de advocaat opgemerkt dat klager al in mei 2021 de kentekenplaten heeft aangevraagd. Over de tweewekentermijn heeft de advocaat gezegd dat klager er alles aan heeft gedaan en nog steeds doet om ervoor te zorgen dat alles in orde is, maar dat twee weken praktisch niet haalbaar is. De advocaat deelt mede dat hij zojuist nog stukken van klager heeft ontvangen en dat de Mercedesdealer het voertuig en het chassisnummer nodig heeft voor het afgeven van de kentekenplaten. De reguliere kentekenplaten worden afgegeven door het Franse RDW. Aan de politie en het Openbaar Ministerie is eerder verzocht om het voertuig mee te geven met een oprijplaat, maar dit bleek niet mogelijk te zijn. Door klager wordt niet betwist dat de kentekenplaten vals zijn, maar wel dat hij te kwader trouw heeft gehandeld.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is opgemerkt dat klager bij de invoer van voertuigen uit Frankrijk behoort te weten hoe hij deze op naam stelt en een kentekenplaat aanvraagt. Dat het voertuig zou zijn verzekerd en APK-gekeurd staat los van de vraag of het voertuig verder rechtmatig is. De huidige stand van zaken is dat het ongecontroleerde bezit van het voertuig in strijd met de wet is. Er zaten valse kentekenplaten op en er zijn aanwijzingen dat het voertuig wellicht is omgekat. In het kader van de opsporing dienen nog zaken te worden uitgezocht. Er is aldus ook een onderzoeksbelang. De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij in het systeem zag dat de zaak is ingezonden naar het CVOM.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag op het voertuig. Volgens de officier van justitie is klager een proces-verbaal aangezegd wegens het besturen van een personenauto terwijl de tenaamstelling van het voertuig is beëindigd dan wel de kentekenplaten hun geldigheid hebben verloren. De zaak is ingezonden naar het CVOM. De rechtbank stelt voorts vast dat uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat het tijdelijke Franse kentekenbewijs voor kenteken [kenteken 2] een totaal vals document betreft en dat het kenteken [kenteken 1] een einde tenaamstelling heeft sinds 25 maart 2020. Pas in raadkamer heeft de advocaat – deels in het Frans gestelde – stukken overgelegd. Deze stukken hebben de vragen van de rechtbank niet beantwoord. Uit de stukken blijkt ook niet dat het voertuig momenteel wel op naam is gesteld. Voorts wordt door of namens klager niet betwist dat de kentekenplaten vals waren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal bevelen. Daarbij komt dat er volgens de officier van justitie aanwijzingen zijn dat het inbeslaggenomen voertuig is omgekat. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vergt.
De rechtbank zal dan ook het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 29 maart 2022 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).