4.3.De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft in bezwaar een vergoeding van de proceskosten ontvangen (zie 1.3). Tegen deze vergoeding zijn geen beroepsgronden aangevoerd, zodat deze vergoeding in stand blijft.
In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518.
5. Beslissing
- verklaart de beroepen met betrekking tot [adres 2] en [adres 3] gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot [adres 2] en [adres 3] ;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van [adres 2] tot een bedrag van € 53.000 en vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van [adres 3] tot een bedrag van € 170.000 en vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
- verklaart het beroep met betrekking tot [adres 1] ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de procedure met nummer 20/5704 tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 600;
- veroordeelt de Minister in de procedure met nummer 20/5704 tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.400;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 3 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage
In artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet is het volgende opgenomen.
“Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan we volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.”
In artikel 220e van de Gemeentewet is het volgende bepaald.
“In afwijking van artikel 220c wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelasting bedoeld in artikel 220, onderdeel a, buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.”
Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ)
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
Naar de bedoeling van de wetgever is deze waarde “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding” (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).