Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
IBT Flex B.V.,
1.Het verdere procesverloop
26 september 2022 een “Akte na tussenvonnis, tevens houdende vermeerdering van eis” (met producties 57 tot en met 65) overgelegd, waarop IBT op 11 oktober 2022 bij “Akte uitlating” heeft gereageerd.
2.De verdere beoordeling
11 oktober 2022, naar de kantonrechter begrijpt, tot een bedrag van € 4.597,82 (zie de punten 202 en 204). Deze bedragen zijn hoger dan het hierboven (in rechtsoverweging 2.3) door de kantonrechter genoemde bedrag van € 2.384,19 aan ongerechtvaardigde verrijking.
Of deze door IBT genoemde bedragen juist zijn en zo ja welk bedrag dan precies juist is, kan naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval in het midden blijven. [verweerder] heeft in zijn “Antwoordakte na tussenvonnis” gesteld dat als IBT al meer loon dan verplicht heeft betaald, hij dat niet wist en hij dat ook niet heeft hoeven begrijpen. De kantonrechter deelt dat standpunt van [verweerder] . De berekeningen die IBT op dit punt in haar aktes heeft gemaakt zijn achteraf -na de salarisbetalingen- opgemaakt en gaan naar het oordeel van de kantonrechter het begrip van een gewone werknemer te boven.
Deze, door IBT (uitgebreid gemotiveerd) betwiste, vordering wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
3.De verdere beslissing
vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2022 tot aan de
dag van de volledige betaling;
3 november 2022.