Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de stichting WonenBreburg en een gedaagde die zonder recht of titel in een woning verblijft. De eiseres, WonenBreburg, heeft een vordering tot ontruiming van de woning ingediend, waarbij de gedaagde geen huurder is en geen gebruiksrecht heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onder beschermingsbewind staat, maar dat dit niet betekent dat de beschermingsbewindvoerder gedagvaard moest worden, aangezien het woongenot van de gedaagde niet kan worden aangemerkt als een onder bewind gesteld goed. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat WonenBreburg ontvankelijk is in haar vordering en dat er geen inhoudelijk verweer is gevoerd tegen de ontruiming. De termijn voor ontruiming is vastgesteld op drie dagen na betekening van de beslissing door een deurwaarder. Daarnaast is bepaald dat de veroordeling tot ontruiming gedurende drie maanden ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich zonder recht of titel in de woning bevindt. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.819,43. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een proces-verbaal opgemaakt van de mondelinge uitspraak.