ECLI:NL:RBZWB:2022:6579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_920
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek voor het verhuren van een woning als recreatiewoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek beoordeeld. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen de derde-partij, die een woning verhuurde als recreatiewoning aan verschillende huishoudens. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis had op 9 februari 2022 het verzoek om handhaving afgewezen, wat eiser in bezwaar aanvocht. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld door het verzoek af te wijzen.

De rechtbank stelt vast dat de woning op basis van de geldende beheersverordening de bestemming 'Recreatie' heeft en dat het gebruik van de woning als recreatiewoning door meerdere huishoudens is toegestaan. Eiser betoogde dat de verhuur in strijd was met de verordening, omdat de woning door wisselende huishoudens werd bewoond. De rechtbank interpreteert de term 'recreatiewoning' echter zodanig dat het aanbieden van logies aan meerdere huishoudens is toegestaan, en volgt daarmee het standpunt van het college.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het verzoek om handhaving terecht is afgewezen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/920 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis (het college).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam derde-partij] uit [plaatsnaam 2] (Duitsland).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het afgewezen handhavingsverzoek voor het verhuren van een woning als recreatiewoning aan verschillende huishoudens.
Met het bestreden besluit van 9 februari 2022 op het bezwaar van eiser heeft het college de weigering handhavend op te treden gehandhaafd.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het college terecht het verzoek om handhaving heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1
Op 25 juli 2021 verzoekt eiser aan het college om handhavend op te treden tegen de derde-partij, als eigenaar van het perceel [adres] 21 te [plaatsnaam 1] omdat de woning in ieder geval sinds 1 juli 2021 wordt verhuurd als recreatiewoning aan diverse verschillende huishoudens.
1.2
Op 17 augustus 2021 heeft het college aan eiser medegedeeld dat hij voornemens is om het verzoek om handhaving af te wijzen. Eiser heeft vervolgens een zienswijze ingediend.
1.3
Het college heeft het handhavingsverzoek afgewezen bij besluit van 15 oktober 2021. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4
Bij bestreden besluit heeft het college, in lijn met het advies van de Commissie Bezwaarschriften Sluis, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Is er sprake van een overtreding?
2. Het perceel heeft op grond van de ter plaatse geldende beheersverordening ‘ [adres] ’ de bestemming ‘Recreatie’. Het hoofdgebouw mag volgens artikel 3.1.1 van de verordening gebruikt worden als woning of als recreatiewoning. Artikel 1.25 van de verordening bepaalt dat onder ‘recreatiewoning’ wordt verstaan: een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat derde-partij in strijd met de beheersverordening handelt, omdat de recreatiewoning door wisselende huishoudens en groepen van personen gedurende wisselende tijdstippen werd bewoond. Volgens de letterlijke interpretatie van artikel 1.25 van de beheersverordening mag de recreatiewoning uitsluitend en alleen door één huishouden bewoond worden, aldus eiser.
4. De rechtbank deelt de opvatting van eiser dat ‘een huishouden’ moet worden gelezen als ‘één huishouden’ niet. Indien de bestemmingsplanwetgever de bedoeling had om niet het lidwoord ‘een’ maar het telwoord ‘één’ te gebruiken, zouden accenttekens op ‘een’ gezet zijn. De rechtbank kan het standpunt van het college dan ook volgen dat uit de begripsomschrijving van ‘recreatiewoning’ volgt dat het aanbieden van logies aan meerdere (elkaar opvolgende) huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen is toegestaan. Bovendien volgt uit de planologische bestemming van het perceel dat recreatieve verhuur aan derden (meervoud) mogelijk is.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet. Ook wat verder nog door eiser is aangevoerd, heeft de rechtbank beoordeeld maar heeft niet tot een ander oordeel geleid.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verzoek om handhaving terecht is afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 8 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is niet in gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.