ECLI:NL:RBZWB:2022:6584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
21-017764
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op verzoek ex artikel 530 Sv na vrijspraak

Op 30 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die op 25 augustus 2021 door de politierechter was vrijgesproken. De verzoeker vroeg om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 11.819,17 en een vergoeding van € 110,00 voor de kosten van een getuige. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, betwistte de hoogte van de gevraagde vergoedingen en stelde dat de kosten onvoldoende onderbouwd waren.

Tijdens de zitting op 16 maart 2022 heeft de raadsman van de verzoeker, mr. J. van Groningen, de kosten nader toegelicht en gespecificeerd. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de getuige voldoende onderbouwd waren en heeft dit bedrag toegewezen. Wat betreft de kosten van rechtsbijstand oordeelde de rechtbank dat een deel van deze kosten niet in voldoende verband stond met de vrijspraak en daarom niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De rechtbank heeft uiteindelijk een bedrag van € 10.535,85 toegewezen, bestaande uit € 9.745,85 voor rechtsbijstand, € 110,00 voor de getuige en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-044041-21
rk-nummer: 21-017764
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 november 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
[woonadres] ,
geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J. van Groningen, Oosterlijke Achterweg 82, 3240 AB Middelharnis.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 11.819,17, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 110,00, voor vergoeding kosten getuige;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de politierechter d.d. 25 augustus 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken en
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 maart 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, de raadsman mr. J. van Groningen en verzoeker [verzoeker] gehoord.
Verzoeker is bij vonnis van de politierechter dd. 25 augustus 2021 vrijgesproken. Om die reden heeft hij verzocht om een vergoeding van de kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 11.819,17 en een vergoeding van € 110,00 voor de kosten van een getuige. Daarnaast vraagt verzoeker de vergoeding van de forfaitaire kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding voor de kosten van de getuige moet worden afgewezen, wegens onvoldoende onderbouwing. De vergoeding voor rechtsbijstand is bovenmatig en onvoldoende onderbouwd, deze vergoeding dient te worden afgewezen dan wel substantieel te worden verlaagd.
Namens verzoeker is in raadkamer een toelichting gegeven op de kosten met betrekking tot de rechtsbijstand. De raadsman heeft de kosten nader gespecificeerd. De kosten met betrekking tot de getuige behelst een laag bedrag en is door verzoeker daadwerkelijk betaald. De raadsman verzoekt de rechtbank het verzoekschrift in zijn geheel toe te wijzen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van voor de getuige ter grootte van
€ 110,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De kosten met betrekking tot rechtsbijstand zijn door de raadsman ter zitting nader toegelicht en gespecificeerd. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om kosten voor rechtsbijstand gedeeltelijk moet worden toegewezen. De kosten welke de raadsman vraagt voor de bij het Hof te Den Bosch gevoerde artikel 12 procedure en de kosten welke hij vraagt die zien op de intrekking van de jachtakte van verzoeker staan niet in voldoende direct verband tot de tenlastelegging waarvoor verzoeker in deze zaak is vrijgesproken. Deze kosten komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking. De overige kosten met betrekking tot de verleende rechtsbijstand zijn naar het oordeel van de rechtbank in raadkamer genoegzaam aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal dit onderdeel van het verzoek toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van
€ 9.745,85redelijk en billijk is.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 10.535,85, bestaande uit:
- € 9.745,85 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 110,00 kosten getuige en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 10.535,85zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] , t.n.v. Stichting beheer derdengelden Den Hollander Advocaten o.v.v. [verzoeker] /
OM, JvG/NV/493517.
Deze beslissing is op 30 maart 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.L. Bruijnooge griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).