ECLI:NL:RBZWB:2022:6603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2203
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Haan, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. K.R. Groenewoud. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 10% per 14 september 2020. Eiseres was van mening dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV was aangenomen en dat zij meer beperkingen had. De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat het UWV terecht had beslist dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten aan de vereisten voor zorgvuldigheid voldeden. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten, verworpen. De rechtbank concludeerde dat eiseres op de datum in geding in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met haar vastgestelde medische belastbaarheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2203

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [Plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. K.R. Groenewoud).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam ex-werkgever] , gevestigd in [plaatsnaam2] , derde partij (hierna: ex-werkgever).

Procesverloop

Met het besluit van 13 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teamszitting van 22 september 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Ook aanwezig was de echtgenoot van eiseres, die namens haar het woord voerde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De ex-werkgever heeft te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn bij de zitting.

Geen toestemming delen medische gegevens

De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen een gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De ex-werkgever heeft geen gemachtigde aangesteld. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1. Eiseres was sinds 29 mei 2018 in dienst van Uitzendbureau [naam ex-werkgever] en in dat verband als magazijnmedewerker voor 23,14 uur per week uitgeleend aan [Naam bedrijf] . Zij heeft zich op 17 september 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Na beëindiging van het dienstverband heeft het UWV eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Op 25 augustus 2020 heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 14 september 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als magazijnmedewerker niet meer kan verrichten maar dat er drie functies (en twee restfuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. Met de middelste van deze drie functies kan eiseres 90% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 10%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een extra beperking aangenomen en de FML daarop aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de aangepaste FML van 26 maart 2021 beoordeeld dat de drie voor de schatting gebruikte functies nog steeds geschikt zijn voor eiseres. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres?

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen is. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Haar gezondheidstoestand wordt niet meer beter, eerder slechter, en deze moet dan ook als duurzaam worden beschouwd. Een verbetering van de klachten, zoals de verzekeringsartsen aannemen, is dan ook uitgesloten volgens eiseres. Eiseres betwist de mening van het UWV dat de bevindingen van de verzekeringsartsen grotendeels overeenkomen met die van de door haar geraadpleegde specialisten en heeft in dat verband nieuwe onderzoeksresultaten ingebracht. Volgens eiseres hadden er meer beperkingen moeten worden aangenomen, waaronder in ieder geval een urenbeperking. Eiseres vindt dat zij geen arbeidsvermogen heeft en zij meldt dat zij thuis ook vrijwel geen klussen meer kan verrichten. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de geduide functie van route chauffeur niet passend is, omdat zij vanwege haar klachten het niet veilig acht een voertuig te besturen. De overige functies zijn misschien theoretisch geschikt, maar eiseres vindt dat zij die vanwege haar beperkingen niet kan verrichten. Eiseres verzoekt om vergoeding van de kosten van haar medische onderzoeken in Litouwen.

Waarover gaat het in deze zaak?

6. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met ingang van 14 september 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij per die datum voor 10% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 14 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 14 september 2020 voor 10% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres in eerste instantie telefonisch gesproken. Later heeft hij eiseres alsnog op een spreekuur gezien en onderzocht. Ook is er een expertise uitgevoerd door een specialist. De verzekeringsarts beschrijft onder andere alle door eiseres naar voren gebrachte klachten, het dagverhaal en de diagnose. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is. Dit is vastgelegd in de FML van 4 januari 2021.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 14 september 2020 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en kennis genomen van de door eiseres in bezwaar naar voren gebrachte gronden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het onderzoek van de verzekeringsarts voldoet aan de eisen voor transparantie, controleerbaarheid en reproduceerbaarheid: hij heeft voldoende gegevens verzameld om te komen tot een zorgvuldig oordeel over de belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiseres wel meer beperkt en neemt aanvullende beperkingen op in de FML van 26 maart 2021.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts stelt dat er geen indicatie is voor een beperking in de duurbelastbaarheid en dat er ook geen sprake is van volledig arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor de fysieke omgeving, dynamische handelingen en statische houdingen.
13
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft in haar rapport van 14 september 2020 het standpunt van de verzekeringsarts dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft en dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. Ze neemt in de FML van 26 maart 2021 aanvullende beperkingen op om de klachten van eiseres te ondervangen.
14. Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten. Ze acht zichzelf volledig, maar in ieder geval meer dan 35% arbeidsongeschikt. Ze stelt dat ze ten gevolge van haar fysieke klachten meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Eiseres stelt dat de behandelend specialist fysieke inspanning afraadt. Daarnaast zullen de klachten volgens eiseres niet verbeteren in de toekomst.
15. De rechtbank is van oordeel dat de eerste grond van eiseres, namelijk dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten, faalt. Zoals de verzekeringsartsen van het UWV terecht naar voren hebben gebracht is bij eiseres geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. De enkele stelling van eiseres, dat zij thuis ook nagenoeg niets meer doet, is daartoe onvoldoende.
16. De rechtbank vindt verder dat de (verzekerings)arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen in de FML van 26 maart 2021 en overweegt daartoe als volgt.
17. De arts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 11 oktober 2021 gereageerd op de beroepsgronden en de aangeleverde medische informatie. Dit betreft de expertise van 28 december 2020, het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 maart 2021, een vertaling van een rapport van de behandelend specialist uit Litouwen van 16 juli 2021, en een verslag van een MRI-onderzoek van 16 juli 2021. De arts bezwaar en beroep stelt dat het oordeel van de behandelend arts niet fundamenteel verschilt met die van de verzekeringsarts. Uit de expertise van de specialist en de bevindingen van de behandelend specialist volgen grotendeels gelijke conclusies. De aangenomen beperkingen ondervangen volgens de arts bezwaar en beroep in voldoende mate de vastgestelde aandoeningen. Aanvullend heeft eiseres nog informatie van de huisarts, gedateerd van 17 augustus 2022 en twee onderzoeksverslagen, gedateerd van 16 augustus 2022 aangeleverd. De arts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 25 augustus 2022 aangegeven dat deze informatie van ruim twee jaar na datum in geding is. De arts bezwaar en beroep geeft verder aan dat de informatie beschreven door de huisarts al bekend en meegewogen is en dat daarin vermelde toegenomen klachten door eiseres zelf bij de huisarts zijn aangegeven en daarvoor geen medisch objectieve onderbouwing is gegeven. Een toename van klachten na de datum in geding kan ook geen rol spelen bij onderhavige boordeling, aldus de arts bezwaar en beroep. Met de aard en ernst van de klachten ten tijde van de datum in geding is rekening gehouden bij het opstellen van de FML.
18
.Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voldoende overtuigend toegelicht dat de in beroep overgelegde stukken geen nieuwe of andere medische informatie bevat waardoor er uit moet worden gegaan van een andere belastbaarheid per de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichting volgen, ondanks de stelling van eiseres dat de bevindingen van de artsen in Litouwen verschillen van die in Nederland. De rechtbank weegt hierin mee dat de (verzekerings)artsen alle door eiseres beschreven klachten hebben meegewogen en dat het tot de deskundigheid van de verzekeringsarts behoort om aan de hand van de geuite klachten de belastbaarheid in kaart te brengen. Daar komt bij dat het in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet enkel gaat om de gestelde klachten en diagnoses, maar om de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid medisch objectief vastgesteld kunnen worden. Verder heeft eiseres geen (nieuwe) medische gegevens ingebracht op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de verzekeringsartsen voor eiseres een urenbeperking hadden moeten aannemen. Ook kan er geen betekenis worden gegeven aan de stelling van eiseres dat er een beperking had moeten worden aangenomen op het item koude, omdat in geen van de geduide functies – onbetwist – werken in een koude omgeving voorkomt. Het standpunt van eiseres dat het vanwege haar klachten niet veilig is om een voertuig te besturen, kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts in zijn rapport – onweersproken – beschreven heeft dat de klachten waar eiseres op zitting naar heeft verwezen zich voordoen bij het naar beneden buigen van het hoofd. Dit is geen houding die standaard is bij het besturen van een voertuig. Gelet hierop vindt de rechtbank dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet in staat zou zijn om een voertuig te besturen zodat daarvoor een beperking zou moeten worden opgenomen in de FML. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 14 september 2020.
19. Aan de duurzaamheid van de beperkingen komt pas relevantie toe, indien er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat verzekeringsartsen voldoende hebben gemotiveerd waarom er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, laat de rechtbank de tussen partijen bestaande discussie over de duurzaamheid van de beperkingen onbesproken.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 26 maart 2021. Hieruit volgt dat eiseres, anders dan zij stelt, wel beschikt over arbeidsvermogen.
De arbeidskundige beoordeling
21. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundigen van het UWV hebben in hun rapporten en de functiebeoordeling voldoende uitgelegd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. De arbeidskundige gronden die eiseres heeft aangevoerd zijn in feite gericht tegen de in de FML van 26 maart 2021 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank hierover onder punt 20 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 14 september 2020 met de middelste van de geduide functies 90% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als magazijnmedewerker, zodat eiseres voor de overige 10% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft terecht geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 14 september 2020, omdat eiseres per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan verzoek om vergoeding van de kosten van de medische onderzoeken en worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.