De deskundige heeft er voorts in zijn rapport blijk van gegeven dat hij de beschikbaarheid, de kosten en de risico’s van ETF’s als beleggingsproduct heeft geanalyseerd. Zo schrijft hij (pagina 33-34) over de beschikbaarheid van ETF’s, in reactie op het eerder in de procedure door [gedaagde] overgelegde rapport van [naam 3] :
“De door mij onderzochte beleggingsproducten waren ten tijde van advisering van [gedaagde] voor particuliere beleggers beschikbaar. De gevonden ETF’s voldoen beter aan de gestelde criteria dan actief beheerde fondsen, omdat het beleid van deze ETF’s gericht is op het volgen van de index en daarmee zo dicht mogelijk aansluit op het rendement van de bijbehorende index”.
Over de kosten schrijft de deskundige (pagina 34):
“De daadwerkelijk van toepassing zijnde management fees van deze producten zijn lager dan 1,50% en zijn in mijn berekeningen reeds in mindering gebracht op de gepubliceerde NAV’s en rendementscijfers. (…) Ten aanzien van de significant hogere kostenpercentages die [naam 3] noemt, stel ik vast dat deze voornamelijk gebaseerd zijn op (het uitsluiten van) specifieke producten, welke uitsluiting niet in overeenstemming is met de door de rechtbank gestelde onderzoeksvragen.”
In reactie op de door [gedaagde] naar aanleiding van het conceptrapport gemaakte opmerkingen heeft de deskundige verder geschreven (pagina 61-62):
“Bij synthetische ETF’s is het voornaamste onderscheidende risico het tegenpartijrisico. Dit wordt doorgaans afgedekt door het aanhouden van onderpand. Voor zover verborgen nadelen (ten aanzien van kosten en/of rendement) zouden bestaan, zijn deze verwerkt in de gepubliceerde koers van de EFT en daarmee verwerkt in de door mij gemaakte rendementsberekening.
(…)
ETF’s zijn sinds 1993 beschikbaar en zijn sinds het begin van deze eeuw in belang toegenomen, zowel in aantal producten als in het vermogen dat in deze producten wordt belegd als in het aantal beheerders dat deze producten aanbiedt. Ook is de keuzeruimte in onderliggende beleggingen van de ETF’s sindsdien toegenomen.
ETF’s kunnen een grote diversiteit aan indices als benchmark gebruiken. Het aanbod in aantal ETF’s per specifieke index verschilt. Ook kan de door een beleggingsproduct gekozen index door de aanbieder van de index in de tijd worden gewijzigd of kan de beheerder van een beleggingsproduct gaandeweg kiezen voor een wijziging van de benchmark. Dit zorgt voor beperkingen in de keuze van beleggingsproducten (in het algemeen) voor een specifieke index over een relatief lange historische periode”.
Over het trackrecord van ETF’s schrijft de deskundige (pagina 62):
“ETF’s hebben voornamelijk een beleggingsbeleid dat er op gericht is om het rendement van de benchmark (index) zo nauw mogelijk te volgen en eventuele afwijkingen zo klein mogelijk te laten zijn. ETF’s slagen daar doorgaans zeer goed in. Dat impliceert dat het historische rendement van de index een relatief goede benadering is van het rendement dat een ETF in het verleden zou hebben behaald. Indien een ETF een index goed repliceert, is het historisch rendement van de index een goede indicatie voor het track record van de ETF. Een eigen track record is dan minder van belang”.