Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006, nader te noemen: [roepnaam minderjarige] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige. De vrouw, de verzoekster, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van haar minderjarige kind, geboren in 2006, bij haar vast te stellen en de bestaande co-ouderschapsregeling te wijzigen in een zorgregeling zonder contact tussen de man en het kind. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om de verzoeken van de vrouw af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige feitelijk bij de vrouw verblijft en dat de co-ouderschapsregeling niet meer wordt nagekomen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw is vastgesteld en contact tussen de man en het kind is toegestaan, maar niet verplicht. De rechtbank heeft zich niet bevoegd verklaard om kennis te nemen van de geldvordering van de vrouw aan de man en heeft deze zaak verwezen naar de kantonrechter. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep.