ECLI:NL:RBZWB:2022:6681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4947
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen besluit loongerelateerde WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had in eerste instantie geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 19 oktober 2020, waarin zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 9 januari 2021 werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser stelde dat zijn (ex-)werkgever bezwaar had gemaakt, en dat hij daarom niet zelf bezwaar had ingediend.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen, maar dat artikel 6:13 van de Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank concludeerde dat eiser redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen bezwaar had gemaakt, aangezien hij een zelfstandig belang had bij de uitkomst van de procedure.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4947

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder besloten de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser per 9 januari 2021 om te zetten in een
WGA-loonaanvullingsuitkering.
Bij besluit van 8 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de (ex-)werkgever tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
In artikel 8:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.
In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. In de brief van 8 oktober 2021 waarbij verweerder een kopie van het bestreden besluit van 8 oktober 2021 aan eiser toestuurde, heeft verweerder eiser ook gewezen op dit risico.
De rechtbank dient, ambtshalve, eerst stil te staan bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 19 oktober 2020. Eiser heeft in zijn e-mail van 22 september 2022 aangegeven dat hij geen bezwaar heeft gemaakt, omdat de werkgever dat al deed. Eiser heeft verder aangegeven dat hij wel betrokken is geweest bij de bezwaarprocedure. Eiser verwijst daarnaast naar het bestreden besluit waarin vermeld staat dat, indien hij het niet eens is met het bestreden besluit, hij een beroepschrift kan indienen bij de rechtbank. In de brief van verweerder van 8 oktober 2021 staat ook dat eiser belanghebbende is bij het bestreden besluit en dat hij ook beroep kan instellen tegen het bestreden besluit. Eiser heeft daarom beroep aangetekend.
De rechtbank stelt voorop dat in het bestreden besluit van 8 oktober 2021 de grondslag van het primaire besluit van 19 oktober 2020 niet is gewijzigd. Niet valt in te zien waarom eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om tegen laatstgenoemd besluit bezwaar te maken. Dat eisers (ex-)werkgever bezwaar heeft gemaakt, leidt niet tot het oordeel dat het eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Eiser had immers een zelfstandig belang bij de uitkomst van de procedure.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat eiser redelijkerwijs verweten kan worden dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 19 oktober 2020.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 8 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.