In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 oktober 2022 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 2006, die momenteel verblijft bij een zorgaanbieder. De moeder van de minderjarige heeft het ouderlijk gezag en heeft ingestemd met de gesloten plaatsing, maar er is een patstelling ontstaan over de vervolgplaatsing. De moeder accepteert alleen een plaatsing in Zeeland, terwijl de minderjarige een voorkeur heeft voor een plaatsing in Noord-Brabant. Thuisplaatsing is niet mogelijk, waardoor de kinderrechter heeft besloten dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat het college van burgemeester en wethouders van Breda een oplossing kan vinden voor de vervolgplaatsing, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De kinderrechter heeft benadrukt dat de gesloten plaatsing een ultimum remedium is en dat er zo snel mogelijk een passende vervolgplek moet worden gevonden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 8 november 2022.