In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen die de Poolse nationaliteit bezitten en in Polen zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat op basis van artikel 51 van het Internationaal Privaatrecht Pools recht van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel. De vrouw verzoekt om echtscheiding, een onderhoudsbijdrage van € 1.000 per maand, en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor zes maanden na inschrijving van de echtscheiding. De man verzoekt om de huwelijkse voorwaarden af te wikkelen en om een gebruiksvergoeding voor de woning.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide partijen op het moment van indiening in Nederland verbleven. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, omdat dit niet werd betwist en op de wet gegrond was. Wat betreft het gebruik van de woning heeft de rechtbank besloten dat de vrouw het gebruik voor drie maanden mag voortzetten, zonder gebruiksvergoeding, gezien haar financiële situatie en het feit dat zij met haar kinderen in de woning verblijft.
De verzoeken van de vrouw om partneralimentatie zijn afgewezen, omdat de man op dit moment geen draagkracht heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn en dat er sprake is van gescheiden vermogens. De vrouw heeft recht op een terugbetaling van € 5.000 die zij aan de man heeft geleend. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. van Leuven.