De vrouw verzoekt nu, samengevat, voormelde beschikking van 11 juli 2019 en het daaraan gehechte tussen partijen op 3 juni 2019 gesloten convenant en ouderschapsplan voor wat betreft de daarin opgenomen kinder- en partneralimentatie te wijzigen als volgt:
I vaststelling van een door de man ten behoeve van de minderjarigen te betalen onderhoudsbijdrage van € 430,= per maand per kind, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen kinderalimentatie overeenkomstig de behoefte van de kinderen respectievelijk de draagkracht van de onderhoudsplichtige (stief)ouder(s);
II te bepalen, althans in de overwegingen van deze beschikking op te nemen, dat de kinderbijslag met ingang van het tweede kwartaal 2022 aan de vrouw toekomt;
III de man te veroordelen de onder punt 48 van het verzoekschrift opgesomde gegevens en stukken in het geding te brengen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag of dagdeel dat de man daartoe in gebreke blijft;
IV vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van € 12.720,= netto / € 25.962,= bruto per maand;
V de limitering van de alimentatietermijn op te heffen, althans te bepalen dat de in
artikel 3 van het convenant opgenomen limitering van de alimentatietermijn tot drie
jaar komt te vervallen, zodat de maximale termijn van twaalf jaar op de
partneralimentatie van toepassing is.