ECLI:NL:RBZWB:2022:6785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5237
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanwijzing als gemeentelijk monument van een woning en kantoorgebouw door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 21 oktober 2021, waarin de woning met garage en het kantoorgebouw met aanbouw en de bedrijfshal als gemeentelijke monumenten zijn aangewezen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J. Wevers, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing. De rechtbank heeft de zaak op 30 september 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college niet in redelijkheid de bebouwing heeft kunnen aanwijzen als gemeentelijke monumenten. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de monumentencommissie enkel heeft geadviseerd om redengevende omschrijvingen op te stellen, maar niet om de bebouwing als monument aan te wijzen. De rechtbank oordeelt dat er een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit, waardoor het besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet geen reden om de rechtsgevolgen in stand te laten of het college op te dragen het gebrek te herstellen.

Als gevolg van de uitspraak is het college verplicht om het griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden en daarnaast een vergoeding van € 1.518,- voor de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de aanwijzing als gemeentelijke monumenten in de toekomst niet uitgesloten is, mits de monumentencommissie een positief advies verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5237 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg(het college).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 21 oktober 2021 (bestreden besluit) inzake de aanwijzing als gemeentelijke monumenten van de woning met garage aan de [adres] en het kantoorgebouw met aanbouw en de bedrijfshal aan de [adres 2] (hierna: de bebouwing).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [woordvoerder eiseres] , de gemachtigde van eiseres en namens het college [woordvoerder verweerder] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt de aanwijzing als gemeentelijke monumenten van de bebouwing. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
Eiseres is eigenaar van de bebouwing.
De monumentencommissie van de Stichting Advisering Monumenten & Ruimtelijke Kwaliteit Brabant (hierna: monumentencommissie) heeft op 12 april 2016 het college geadviseerd om voor de bebouwing twee redengevende omschrijvingen op te laten stellen.
Het college heeft op 26 november 2020 twee redengevende omschrijvingen overlegd en haar voornemen kenbaar gemaakt om de bebouwing aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Eiseres heeft op 15 december 2020 haar zienswijze kenbaar gemaakt.
Het college heeft met het besluit van 11 mei 2021 de bebouwing aangewezen als gemeentelijk monument.
Eiseres heeft hiertegen op 23 juni 2021 bezwaar gemaakt.
De vaste commissie van advies voor bezwaarschriften Geertruidenberg heeft op 15 oktober 2021 geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Het college heeft het bezwaar in het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Heeft het college in redelijkheid de bebouwing kunnen aanwijzen als gemeentelijk monument?
2.1
Eiseres heeft betoogd dat de aanwijzing tot gemeentelijke monumenten niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat het college zich niet heeft kunnen baseren op de uitgebrachte deskundigenadviezen en de redengevende omschrijvingen. Het advies van de monumentencommissie om tot het opstellen van redengevende omschrijvingen over te gaan, is niet kenbaar gemotiveerd. De monumentencommissie heeft het college niet geadviseerd om de bebouwing aan te wijzen als gemeentelijk monument, enkel om redengevende omschrijvingen op te stellen. De redengevende omschrijvingen zijn daarnaast gebrekkig ten aanzien van verschillende elementen.
2.2
Het college heeft betoogd dat de monumentencommissie heeft geadviseerd om voor de bebouwing twee redengevende omschrijvingen op te laten stellen, met het oog op een bescherming van de bebouwing als gemeentelijke monumenten. Hieruit volgt dat ze voldoende monumentale waarden aanwezig achtte om een monumentenstatus te rechtvaardigen. Het advies van de monumentencommissie was voor het college voldoende duidelijk en zorgvuldig om de behandeling voor een aanwijzing als gemeentelijk monument te vervolgen. Daarnaast zijn de redengevende omschrijvingen niet gebrekkig. Eiseres heeft niet met een advies van een deskundige onderbouwd dat deze omschrijvingen gebrekkig zijn.
2.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft het college beoordelingsvrijheid bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak en beleidsvrijheid bij de vraag of en als monument beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen. Die vrijheid vindt haar begrenzing in de Erfgoedverordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing tot gemeentelijk monument te dienen doelen.
2.4
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag een bestuursorgaan adviezen van een monumentencommissie aan zijn besluit ten grondslag leggen en daar ook doorslaggevende betekenis aan toekennen. Het volgen van dat advies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders, indien het advies van de commissie naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het bestuursorgaan dit niet, of niet zonder meer, aan de aanwijzing als gemeentelijk monument ten grondslag had mogen leggen. [1]
2.5
Het advies van de monumentencommissie kan niet worden gekwalificeerd als een advies om de bebouwing aan te wijzen als gemeentelijke monumenten. De monumentencommissie heeft immers enkel geadviseerd om redengevende omschrijvingen op te stellen, niet om de bebouwing aan te wijzen als gemeentelijke monumenten. Het college kon aan het advies van de monumentencommissie niet de conclusie verbinden dat de bebouwing monumentwaardig is. Om over de aanwijzing te kunnen adviseren had de monumentencommissie informatie nodig over de bebouwing en daartoe heeft de commissie gevraagd om redengevende omschrijvingen op te stellen. Maar de vraag of die omschrijvingen een aanwijzing rechtvaardigen, is door de commissie niet beantwoord. Het besluit om de panden aan te wijzen als gemeentelijke monumenten berust daarmee niet op een vereist advies van een monumentencommissie. De rechtbank is van oordeel dat er een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit en het college niet in redelijkheid de bebouwing heeft kunnen aanwijzen als gemeentelijke monumenten. Dit betekent niet dat de aanwijzing als gemeentelijke monumenten in de toekomst uitgesloten is. Indien de monumentencommissie alsnog een positief advies verstrekt, kan het college alsnog beslissen dat de bebouwing aangewezen moet worden als gemeentelijke monumenten.

Conclusie en gevolgen

3.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
3.2
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 11 mei 2021.
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 11 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2092.