ECLI:NL:RBZWB:2022:6790

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_728
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen en de rol van waterhuishouding in de goede ruimtelijke ordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg inzake de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 10 woningen beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Jaspers, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 23 december 2021 is verleend. De rechtbank heeft op 20 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij ook de vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. K.M. Peters, aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de waterhuishouding ten onrechte niet is betrokken bij de beoordeling van de omgevingsvergunning. Eiseres heeft betoogd dat de waterhuishouding een cruciaal onderdeel is van het toetsingskader voor de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank stelt vast dat het college de waterhuishouding niet heeft meegewogen in de beoordeling van de omgevingsvergunning, ondanks dat er meerdere afwijkingen van het bestemmingsplan zijn die invloed kunnen hebben op de waterhuishouding.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover de waterhuishouding niet is beoordeeld. De rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte blijven echter in stand, omdat uit deskundigenrapporten niet blijkt dat de waterhuishouding in strijd zou zijn met de goede ruimtelijke ordening. Eiseres krijgt een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante factoren, waaronder de waterhuishouding, bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/728 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Jaspers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [vestigingsplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. K.M. Peters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 23 december 2021 (bestreden besluit) inzake de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 10 woningen aan de [adres]
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres is [woordvoerder eiseres] met haar gemachtigde verschenen. Het college is vertegenwoordigd door [woordvoerders verweerder (6x)] . Namens de vergunninghouder is de gemachtigde verschenen met [woordvoerders vergunninghouder (8x)] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
Het college gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
De vergunninghouder heeft op 20 april 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van 11 woningen aan de [adres] .
Het college heeft op 25 juni 2020 de omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 11 woningen aan de [adres] .
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 3 juli 2020.
Het bezwaar is op 26 april 2021 gegrond verklaard en het besluit van 25 juni 2020 is herroepen. Hierna is overgegaan tot de uitgebreide procedure voor behandeling van de aanvraag, conform artikel 3.10 van de Wabo.
Op 12 maart 2021 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op [adres 2] . Deze omgevingsvergunning maakt geen onderdeel uit van het bestreden besluit.
Het college heeft op 12 oktober 2021 een ontwerpbesluit voor het bouwen van de 10 woningen ter inzage gelegd.
Eiseres heeft hiertegen haar zienswijze kenbaar gemaakt.
Het college heeft met het bestreden besluit de omgevingsvergunning verleend.
Heeft het college de waterhuishouding terecht niet betrokken bij de beoordeling?
2.1
Eiseres heeft betoogd dat de waterhuishouding onderdeel uitmaakt van het toetsingskader. Het gehele initiatief heeft invloed op de waterhuishouding. Het college heeft de mogelijke impact op de waterhuishouding bij de beoordeling betrokken, mede in relatie tot de onderzoeken die zijn verricht. Het maakt derhalve onderdeel uit van het toetsingskader met betrekking tot de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
2.2
Het college heeft betoogd dat de waterhuishouding geen onderdeel uitmaakt van het toetsingskader bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Het initiatief wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” en heeft de enkelbestemming “ [naam enkelbestemming] ” en de dubbelbestemming “ [naam dubbelbestemming] ”. Op het perceel dat grenst aan het perceel van eiseres wordt maar een kleine afwijking van het bestemmingsplan toegestaan. Er wordt een patiowoning toegestaan, terwijl ter plaatse uitsluitend “drie-aaneen”, “twee-aaneen” en “vrijstaand” toegestaan. [1] Er moet worden beoordeeld of de afwijking van het bestemmingsplan strijd met de goede ruimtelijke ordening oplevert. Het toestaan van een patiowoning, heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het gestelde wateroverlast maakt daarom geen onderdeel uit van het toetsingskader. Voor zover eiser stelt dat wateroverlast ontstaat door de verleende omgevingsvergunning, is de omgevingsvergunning verleend binnen het bestemmingsplan en is de goede ruimtelijke ordening al beoordeeld bij de totstandkomingvan het bestemmingsplan.
2.3
De vergunninghouder heeft betoogd dat de waterhuishouding geen onderdeel uitmaakt van het toetsingskader voor het verlenen van de omgevingsvergunning. De wet laat afwijking van het bestemmingsplan toe op de wijze waarop het college dat heeft gedaan. Het gaat hier tevens om een privaatrechtelijk aspect dat buiten de beoordeling valt.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat de waterhuishouding onderdeel uitmaakt van het toetsingskader. Met de omgevingsvergunning voor het gehele initiatief wordt op een groot aantal punten afgeweken van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Het aantal toegestane woningen binnen de bestemming wordt overschreden [2] , een deel van de woningen heeft geen onbebouwd terrein dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van tenminste vijf meter [3] , het initiatief valt binnen 8 meter van potentieel waardevolle bomen [4] , één van de woningen wordt niet in de voorgevelrooilijn of ten hoogste 6 meter achter de voorste perceelgrens gebouwd [5] , het initiatief bevindt zich in het gebied met de aanduiding “ [aanduiding gebied] ” [6] , één woning wordt gebouwd buiten het bouwvlak en binnen het initiatief worden patiowoningen gerealiseerd [7] . Hoewel kavel 11 voornamelijk invloed zal hebben op mogelijk wateroverlast bij eiseres, valt niet uit te sluiten dat dat alle bovenstaande afwijkingen tezamen gevolgen kunnen hebben op de gronddruk en daarmee op de waterhuishouding. Het college heeft het toetsingskader ten onrechte beperkt tot de afwijking van het bestemmingsplan bij kavel 11 en niet alle afwijkingen binnen het gehele plan meegewogen. De waterhuishouding is daarmee ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep slaagt in zoverre.
Strijd met goede ruimtelijke ordening
3.1
Eiseres heeft betoogd dat de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat de omgevingsvergunning zal leiden tot wateroverlast op het perceel van eiseres. De memo van [naam ingenieurs] biedt onvoldoende onderbouwing dat er geen wateroverlast zal optreden. Eiseres heeft een contra-expertise van [uitvoerder contra-expertise] overlegd.
3.2
Het college heeft betoogd dat, gelet op de rapporten van [naam ingenieurs] en [uitbrenger rapport] , en het positieve advies van Waterschap [naam waterschap] , sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast is uit het advies van [uitvoerder contra-expertise] niet gebleken dat de adviezen van [naam ingenieurs] en [uitbrenger rapport] ondeugdelijk zijn.
3.3
De vergunninghouder heeft betoogd dat de gevreesde wateroverlast niet kan leiden tot vernietiging van het besluit. De memo van [naam ingenieurs] is door de adviseur Water van de gemeente beoordeeld en akkoord bevonden. Het Waterschap [naam waterschap] heeft een positief advies uitgebracht.
3.4
Een bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [8]
3.5
Het college heeft een memo van [naam ingenieurs] van 4 mei 2021 overlegd, waarin een mogelijke oplossing voor de waterhuishouding wordt omschreven. [naam ingenieurs] adviseert om bij alle percelen een erfafscheiding met grondkerende functie in combinatie met een houtwal te realiseren. In de door eiseres overlegde contra-expertise van [uitvoerder contra-expertise] van 15 februari 2022, stelt [uitvoerder contra-expertise] een aantal vragen en uit [uitvoerder contra-expertise] twijfels bij de geboden oplossingen. De vragen worden beantwoord in de memo opgesteld door [uitbrenger rapport] van 22 april 2022 en hierin stelt [uitbrenger rapport] dat de grondkerende hoogte 10 cm hoger is dan het trottoir, waardoor het hemelwater zal afstromen aan de voorzijde van de woningen. In de memo van 6 oktober 2022 heeft [uitvoerder contra-expertise] gesteld dat de geboden maatregelen een werkbare oplossing zijn voor het mogelijke wateroverlast. Uit deze correspondentie tussen de adviseurs begrijpt de rechtbank dat de gesuggereerde oplossing van [uitbrenger rapport] ook volgens de adviseur van eiseres een bruikbare oplossing is, die de gevreesde problemen van eiseres in voldoende mate wegneemt. |Het college en vergunninghouder hebben aangegeven bereid te zijn deze oplossing te realiseren. Dat eiseres een andere oplossing meer geschikt vindt, betekent niet dat de hiervoro genoemde oplossing ondeugdelijk en/of ontoereikend zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond omdat de waterhuishouding ten onrechte niet door het college bij de beoordeling is betrokken. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij het college de waterhuishouding niet heeft beoordeeld ten aanzien van de goede ruimtelijke ordening. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd, in stand. Dit omdat uit de deskundigenrapporten niet blijkt dat de waterhuishouding in strijd zou zijn met de goede ruimtelijke ordening.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 december 2021 voor zover de waterhuishouding niet is betrokken in de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 15 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 8.2.2, aanhef en onder b, van de planregels.
2.Artikel 8.2.2, aanhef en onder e, van de planregels.
3.Artikel 14.3.1, van de planregels.
4.Artikel 15.5.1, van de planregels.
5.Artikel 8.2.2, aanhef en onder g, van de planregels.
6.Artikel 8.2.2, aanhef en onder s, en artikel 16.2, van de planregels.
7.Artikel 8.2.2, aanhef en onder b, van de planregels.
8.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3007.