ECLI:NL:RBZWB:2022:6791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4580
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor woningbouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 11 maart 2021 was verleend voor de bouw van één woning, nadat eerder een vergunning voor elf woningen was verleend. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres op 13 september 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 20 oktober 2022 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.J. Jaspers, en het college door verschillende woordvoerders.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de vergunning voor de elf woningen, maar de rechtbank concludeert dat zij op de hoogte had moeten zijn van de nieuwe aanvraag voor de woning. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4580 BRE WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Jaspers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] uit [vestigingsplaats] (de vergunninghouder )
(gemachtigde: mr. K.M. Peters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 13 september 2021 waarin het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres is [woordvoerder eiseres] met haar gemachtigde verschenen. Het college is vertegenwoordigd door [woordvoerders verweerder (6x)] . Namens de vergunninghouder is de gemachtigde verschenen met [woordvoerders vergunninghouder] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Het college heeft op 25 juni 2020 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 11 woningen aan de [adres] .
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 3 juli 2020.
Het bezwaar is op 26 april 2021 gegrond verklaard en het besluit van 25 juni 2020 is herroepen.
De vergunninghouder heeft op 11 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van één woning aan de [adres] . Dit betreft één woning van de oorspronkelijke 11 woningen.
Het college heeft op 11 maart 2021 de omgevingsvergunning verleend en op 12 maart 2021 verzonden aan de vergunninghouder. De omgevingsvergunning is op 16 maart 2021 gepubliceerd in het gemeenteblad.
Op 2 juni 2021 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar ruim na het bezwaartermijn is ingediend.
Het college heeft op 13 september 2021 (bestreden besluit) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wegens het overschrijden van het indieningstermijn voor bezwaar.
Heeft het college terecht geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is?
3.1
Eiseres heeft betoogd dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres heeft namelijk, zonder rechtskundige bijstand, bezwaar gemaakt tegen het besluit inzake de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van de 11 woningen aan de [adres] . Dat bezwaar richtte zich ook tegen het besluit van 11 maart 2021. Er was sprake van een lopende procedure. Eiseres kon redelijkerwijs niet weten dat sprake was van een nieuw verleende vergunning. De aanvraag voor de omgevingsvergunning is tijdens de hoorzitting niet besproken. Daarnaast waren op dat moment twee omgevingsvergunningen actief voor [adres 2] . De omgevingsvergunning voor de 11 woningen werd pas op 30 maart 2021 herroepen. Het college kiest ten onrechte partij en eiseres heeft het idee dat het college haar buiten spel heeft willen zetten zodat de plannen doorgedrukt konden worden zonder dat de problematiek over de waterhuishouding diende te worden geadresseerd. De verleende omgevingsvergunning is gelijk te stellen met een wijziging of vervanging als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
3.2
Het college heeft betoogd dat zij het verzoek van de vergunninghouder om een vergunning te verlenen voor het nieuwe bouwplan terecht hebben aangemerkt als een nieuwe aanvraag. Dat er hierdoor op enig moment twee omgevingsvergunningen van kracht waren voor hetzelfde kavel is niet van belang. Er staat geen rechtsregel aan in de weg dat twee omgevingsvergunningen worden aangevraagd en verleend voor één perceel, ook niet wanneer uiteindelijk maar één van die omgevingsvergunningen zal worden gebruikt. Het lag op de weg van eiseres om het Gemeenteblad in de gaten te houden en tijdig bezwaar te maken. Eiseres was er per e-mail op gewezen dat een nieuwe aanvraag was ingediend voor [adres 2] . Eiseres had concrete aanleiding om de publicaties in de gaten te houden. De aanvraag was ook benoemd tijdens de hoorzitting tegen de verleende omgevingsvergunning voor de omgevingsvergunning voor de overige 10 woningen.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De vergunninghouder heeft per e-mail aan eiseres laten weten dat zij een nieuwe aanvraag had ingediend voor de bouw van één woning op [adres 2] . Tijdens de hoorzitting is aan eiseres ook kenbaar gemaakt dat er een nieuwe aanvraag was ingediend. Naar aanleiding van de hoorzitting is de e-mail nogmaals verzonden aan eiseres. Gezien het feit dat eiseres wist dat er een nieuwe aanvraag was ingediend, lag het op de weg van eiseres om het Gemeenteblad in de gaten te houden. Dat eiseres dit niet heeft gedaan komt voor haar eigen risico. Er is geen sprake van een situatie waarin redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat geen sprake is van een besluit dat is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

4 Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 15 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.