ECLI:NL:RBZWB:2022:6797
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting en geldigheid parkeervergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 november 2022, zijn de beroepen van W.C. Krijnen tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda behandeld. De heffingsambtenaar had eerder twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan Krijnen, die zijn bezwaren tegen deze aanslagen ongegrond verklaarde. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht deze naheffingsaanslagen heeft opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat Krijnen op 1 en 7 juli 2021 zijn auto had geparkeerd op een locatie waar zijn parkeervergunning niet geldig was. Ondanks dat Krijnen beschikte over een parkeervergunning, was deze niet van toepassing op de specifieke parkeerplaats waar hij zijn auto had geparkeerd. De rechtbank oordeelt dat Krijnen, als vergunninghouder, zich voorafgaand aan het parkeren op de hoogte had moeten stellen van de geldigheid van zijn vergunning.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat Krijnen op beide dagen de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan. De beroepen worden ongegrond verklaard, en Krijnen krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.