ECLI:NL:RBZWB:2022:6813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5350
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, die in Breda woont, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 24 november 2021, waarin het UWV zijn Ziektewet (ZW)-uitkering per 30 augustus 2021 beëindigde. Tijdens de zitting op 1 november 2022 was eiser aanwezig, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door een woordvoerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder al langdurig arbeidsongeschikt was en dat het UWV op basis van rapportages van verzekeringsartsen tot de conclusie was gekomen dat eiser, ondanks zijn medische klachten, geschikt was voor bepaalde functies. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief de medische rapportages en de argumenten van eiser.

De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser had beëindigd. De verzekeringsarts b&b had gerapporteerd dat eiser meerdere aandoeningen had, maar dat deze geen aanleiding gaven voor een andere beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid dan eerder was vastgesteld. Eiser had geen nieuwe medische informatie ingebracht die zou wijzen op een grotere beperking dan eerder vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond was.

De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5350 ZW

uitspraak van 15 november 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 november 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2022. Eiser is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder] .

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is eerder al langdurig arbeidsongeschikt geweest. Met het besluit van 4 december 2020 heeft het UWV geweigerd om aan eiser per 14 december 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is om de functies van productiemedewerker industrie, samensteller kunststof en rubberproducten en monteur printplaten kan verrichten.
Op 11 februari 2021 heeft eiser zich vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, ziek gemeld. Bij besluit van 13 mei 2021 is een ZW-uitkering aan eiser toegekend.
Bij besluit van 24 augustus 2021 (primair besluit) heeft het UWV eiser hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 30 augustus 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Omvang geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft
beëindigd per 30 augustus 2021.
Wettelijk kader
3. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
Arbeidsmaatstaf
4. De rechtbank stelt vast dat één van de eerder in het kader van de WIA geduide functies als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Medische beoordeling
5. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiser meerdere aandoeningen heeft, waarvan een groot deel ook al aanwezig was ten tijde van de eerdere WIA-beoordeling. Nadien zijn er nog een aantal aandoeningen bijgekomen. Eiser heeft een navelbreuk gehad, waarvan hij grotendeels hersteld is. In verband hiermee mag eiser niet zwaar tillen, maar deze beperking was ook al aangenomen bij de WIA-beoordeling. Eiser hoeft daarvoor niet aanvullend beperkt te worden. Met betrekking tot zijn psychische klachten is de verzekeringsarts b&b van mening dat er geen ernstige psychiatrie vastgesteld kan worden. Er bestaat geen aanleiding om eiser meer te beperken dan bij de WIA-beoordeling. In verband met de artrose in de knie is eiser wel in lichte mate meer beperkt dan bij de WIA-beoordeling voor lopen en staan. Hierdoor is de functie van samensteller kunststof en rubberproducten niet meer passend voor eiser. In de overige functies komt lopen en staan maar minimaal voor. Deze functies blijven onveranderd geschikt.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er geen rekening is gehouden met zijn medische klachten. Voor een tweetal klachten is hij nog onder behandeling bij specialisten en er staan nog verdere onderzoeken gepland. Gelet op zijn klachten is eiser van mening niet te kunnen functioneren bij een werkgever. Hij verricht nu ongeveer 2 tot 4 uur per dag vrijwilligerswerk.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten. Ter zitting heeft eiser ook erkend dat de verzekeringsarts b&b, uitgaande van de datum 30 augustus 2021, geen klachten of medische informatie heeft gemist. Eiser is echter van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de impact die alle klachten gezamenlijk op hem hebben. Het gaat dan met name om zijn psychische belastbaarheid.
5.4
De rechtbank stelt vast dat in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 26 november 2020, zoals deze is opgesteld in het kader van de WIA-beoordeling, verschillende beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd waarom de psychische belastbaarheid van eiser geen aanleiding geeft om meer beperkingen in deze rubrieken aan te nemen. Eiser heeft ook geen medische informatie ingebracht waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat hij op 30 augustus 2021 meer beperkt moet worden. De rechtbank begrijpt dat het eiser soms te veel wordt dat hij steeds weer nieuwe klachten erbij krijgt. Dat is echter onvoldoende om meer psychische beperkingen aan te nemen. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank dan ook uitgaan van de beperkingen zoals die zijn opgenomen in de FML van 26 november 2020, aangevuld met toegenomen beperkingen voor lopen en staan.
5.5
Met de beperkingen die zijn aangenomen is eiser onveranderd geschikt te achten voor tenminste een van de eerder geduide functies. Zoals de verzekeringsarts b&b al heeft vastgesteld komt alleen bij de functies samensteller kunststof en rubberproducten te veel staan en lopen voor. In de overige functies hoeft slechts enkele minuten per uur te worden gelopen en komt staan maximaal 1 x 5 minuten voor. Deze functies zijn daarom nog steeds geschikt voor eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 30 augustus 2021.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
7. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken of te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees griffier, op 15 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.