In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 november 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanwege het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. van de Wege, stelt dat het UWV niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist op haar bezwaar, ingediend op 15 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden, aangezien de termijn op 14 september 2022 verstreken was en eiseres het UWV op 19 september 2022 in gebreke heeft gesteld.
De rechtbank heeft besloten dat het beroep gegrond is, omdat het UWV nog geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank draagt het UWV op om binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist na de ingebrekestelling.
Daarnaast moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden en wordt het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging en de noodzaak om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.