ECLI:NL:RBZWB:2022:6831
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden ongegrond verklaard
Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda het bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel behandeld. De veroordeelde, geboren in 2005, had bezwaar aangetekend op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Hij stelde dat er sprake was van een uitzondering, omdat het DNA-onderzoek niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. De veroordeelde had geen relevant strafblad en stelde dat er geen gevaar voor recidive bestond.
De officier van justitie stelde echter dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat de veroordeelde was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld en afpersing, en er sprake was van recidivegevaar. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend, maar dat er geen uitzonderingssituatie was die het DNA-onderzoek zou uitsluiten. De rechtbank benadrukte dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van belang kan zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, vooral gezien de aard van de gepleegde misdrijven.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaar ongegrond, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 april 2022 door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers J. van ‘t Westende en A. Luijten. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.