ECLI:NL:RBZWB:2022:6833
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden ongegrond verklaard
Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda het bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel behandeld. De veroordeelde, geboren in 2004, had eerder een werkstraf van 70 uren opgelegd gekregen voor mishandeling en overtredingen van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Het bezwaarschrift was op 31 januari 2022 ingediend en richtte zich tegen de verplichting tot DNA-afname op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de wet rechtvaardigden, met name dat hij als first offender geen recidivegevaar zou vertonen.
De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld, waarbij de waarnemend advocaat en de officier van justitie aanwezig waren. De veroordeelde was niet verschenen. De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond verklaard moest worden, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat het DNA-onderzoek noodzakelijk was voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, en dat er geen uitzonderingssituatie was die het bezwaar kon rechtvaardigen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de veroordeelde ten tijde van het delict minderjarig was, maar dat dit niet voldoende was om het bezwaar gegrond te verklaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank op 22 april 2022 het bezwaar ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de verplichting tot DNA-afname rechtvaardigden. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers J. van ’t Westende en mr. A. Luijten. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.