ECLI:NL:RBZWB:2022:6834
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden in het kader van valsheid in geschrifte
Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda het bezwaarschrift van een veroordeelde behandeld, die bezwaar maakte tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, die in 2021 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken voor valsheid in geschrifte, stelde dat het DNA-onderzoek in zijn geval niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de bijzondere omstandigheden waaronder het gepleegd was. De rechtbank ontving het bezwaarschrift op 15 februari 2022 en behandelde het in besloten raadkamer. De gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. A.C.M. Tönis, en de officier van justitie, mr. H.E. de Haze, werden gehoord, maar de veroordeelde zelf verscheen niet.
De officier van justitie betoogde dat de aard van het misdrijf en de hoogte van de straf zich verzetten tegen gegrondverklaring van het bezwaar, aangezien valsheid in geschrifte een misdrijf is waarbij DNA-onderzoek wel degelijk van betekenis kan zijn. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ongegrond was, omdat de omstandigheden van de veroordeelde niet zodanig waren dat het DNA-onderzoek niet gerechtvaardigd kon worden. De rechtbank benadrukte dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden beoogt om toekomstige strafbare feiten op te sporen en dat er geen uitzonderingssituatie aanwezig was die het onderzoek zou uitsluiten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 april 2022.