ECLI:NL:RBZWB:2022:6839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-016003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van e-step

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die eigenaar is van een e-step die in beslag was genomen van zijn zoon. De inbeslagname vond plaats op 28 september 2021, toen de zoon van klager, op dat moment 12 jaar oud, de e-step zonder toestemming van zijn ouders op de openbare weg gebruikte. Klager, die de enige aandeelhouder is van een bedrijf dat de e-step bezit, verzocht om teruggave van het voertuig, omdat hij deze in het verleden had gebruikt voor zijn werkzaamheden en van plan was dit in de toekomst ook te doen. Klager stelde dat de verbeurdverklaring van de e-step disproportioneel zou zijn, gezien de omstandigheden van de inbeslagname.

De officier van justitie was van mening dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de verbeurdverklaring zou bevelen, gezien het feit dat de zoon van klager eerder was gewaarschuwd voor het gebruik van de e-step op de openbare weg. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave van de e-step, omdat het gebruik ervan op de openbare weg niet is toegestaan. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de e-step zal bevelen. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers mr. A. Luijten en J. van 't Westende, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/283647-21
rk.nummer: 21-016003
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]wonende en kantoorhoudende te [adres]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. A.A.W. den Ouden, Schijfstraat 6F, 5061 KB Oisterwijk
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 september 2021 onder de zoon van klager in beslag is genomen: een e-step.
  • het klaagschrift, ingediend op 18 oktober 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van aanhouding van de raadkamerbehandeling van 24 januari 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
De voortzetting van de behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden in raadkamer op 8 april 2022. Gehoord zijn de officier van justitie en klager.
De raadsman van klager is behoorlijk opgeroepen doch niet in raadkamer verschenen met instemming van klager.
Namens klager is aangevoerd dat op 28 september 2021 onder de zoon van klager (net 12 jaar ten tijde van inbeslagneming) een e-step van het merk Segway, type Ninebot, in beslag is genomen. Zijn zoon had de e-step zonder medeweten en zonder toestemming van klager of zijn vrouw, meegenomen en op de openbare weg gebruikt. Klager stelt dat het bedrijf [naam bedrijf] . - waarvan hij enig aandeelhouder is - eigenaar is van voornoemde step en dat hij als eigenaar/rechthebbende belang heeft bij een spoedige teruggave van die step nu hij deze in het verleden heeft gebruikt en in de toekomst ook zal gebruiken op een juridisch toegestane wijze ten behoeve van zijn werkzaamheden, zoals het bezoeken van beurzen, havens en bouwterreinen welke niet toegankelijk zijn voor auto's. De step bevond zich op de dag van de inbeslagname op het huisadres van klager omdat deze ter reparatie zou worden opgehaald door DHL. Een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de e-step zou onder deze omstandigheden disproportioneel zijn. Klager gaat er dan ook vanuit dat de strafrechter, later oordelend, hiertoe niet over zal gaan. Redenen waarom klager van mening is dat het belang van Strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave van de e-step aan [naam bedrijf] . Vanzelfsprekend zal klager erop toezien dat zijn zoon niet nogmaals op de openbare weg gebruik zal maken van de e-step.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden. Op 29 september 2021 is er tegen de zoon van klager proces- verbaal opgemaakt wegens het gebruik van een voertuig op de weg welke niet is goedgekeurd voor toelating op de weg (artikel 31 lid 1 jo. Artikel 21 lid 1 WVW). Gelet op het feit dat de zoon van klager reeds eerder is gewaarschuwd dat het voertuig niet toegestaan is op weg, is het voertuig inbeslaggenomen. Gelet op bovenstaande is besloten tot het handhaven van het beslag. In deze zaak dient de verkeersveiligheid te prevaleren boven het persoonlijk belang.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het klaagschrift gericht tegen het gelegde beslag op grond van artikel 94 Sv ongegrond verklaard dient te worden. Klager en zijn zoon zijn in het bezit van een e-step waarvan het gebruik, zo begrijpt de rechtbank, niet is toegestaan op de openbare weg. Na de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van klager contact opgenomen met de officier van justitie. Er is, door of namens klager, verzet ingesteld tegen de eerder opgelegde strafbeschikking, zodat de zaak aan de strafrechter zal worden voorgelegd. Gelet op het voorgaande en het summiere karakter van de behandeling in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de e-step zal bevelen. Gelet daarop moet het klaagschrift ongegrond worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 22 april 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2022.
De griffier J. van ’t Westende is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).