In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, opgelegd op 13 juli 2021, ongegrond verklaard. Belanghebbende had op 11 juli 2021 zijn auto aan de Vendeliersstraat te Tilburg tot stilstand gebracht, waarbij geconstateerd werd dat er geen parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat hij slechts aan het wachten was op zijn (ex)vriendin en dat er geen sprake was van parkeren maar van onmiddellijk in- en uitstappen.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Volgens de rechtbank is er geen sprake van onmiddellijk in- en uitstappen, omdat belanghebbende zijn auto gedurende twee à drie minuten heeft stilgezet zonder dat er iemand klaarstond om in of uit te stappen. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Gemeentewet en de Verordening parkeerbelastingen van de gemeente Tilburg, die bepalen dat het stilzetten van een voertuig in een parkeervak voldoende is om belastingplichtig te zijn. De rechtbank concludeert dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan en verklaart het beroep ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.