ECLI:NL:RBZWB:2022:685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
C/02/369910 FA RK 20-1274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksvermogen met betrekking tot onroerende zaken in Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van een echtpaar dat zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit bezit. De partijen, hierna aangeduid als de vrouw en de man, zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de verzoeken tot echtscheiding en de daarmee samenhangende verzoeken. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding, een onderhoudsbijdrage van € 1.000 per maand, en de toewijzing van de huur van de echtelijke woning aan de [adres]. De man heeft verzocht om de toewijzing van de woning aan de [adres2] en om een vergoeding voor inboedelgoederen en andere zaken.

De rechtbank heeft de verzoeken tot echtscheiding toegewezen en bepaald dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning zal zijn. De rechtbank heeft ook de auto, een Toyota Corolla, aan de vrouw toegewezen, onder de verplichting tot vergoeding aan de man van € 275. De rechtbank heeft echter de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de verdeling van het huwelijksvermogen, inclusief onroerende zaken in Turkije, afgewezen. Dit is gebaseerd op het feit dat beide partijen onvoldoende informatie hebben verstrekt over de waarde van de onroerende zaken en de schulden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man verantwoordelijk is voor de schuld aan Freo, en dat de gemeenschap van goederen is ontbonden op de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 11 maart 2020. De rechtbank heeft de overige verzoeken van partijen in het kader van de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling afgewezen, omdat er onvoldoende gegevens waren om een oordeel te vellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/369910 / FA RK 20-1274
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[vrouw],
wonende te [X 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Özgül,
en
[man],
wonende te [X 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. Atceken-Ata.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 11 maart 2020 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brieven van mr. Özgül van 8 april 2020 en 18 augustus 2020, beide brieven met bijlagen;
- de op 26 oktober 2020 ontvangen akte aanvulling verzoek tot verdeling van de gemeenschap van goederen met bijlagen;
- het op 23 maart 2021 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 17 mei 2021 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek;
- de brief van mr. Özgül van 18 oktober 2021 met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 21 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.
1.3. Na de mondelinge behandeling zijn beide partijen, zoals blijkt uit het verkort proces-verbaal, in de gelegenheid gesteld nadere stukken over te leggen. Daarop zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brieven van mr. Özgül van 3 december 2021 en 7 december 2021, beide brieven met bijlage(n);
- de brief van Atceken-Ata van 8 december 2021 met bijlagen;
- de brief van mr. Özgül van 22 december 2021;
- de brief van mr. Atceken-Ata van 3 januari 2021 met bijlagen.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd;
- zij hebben beiden de Turkse en Nederlandse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat,
- echtscheiding;
- vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van € 1.000,= per maand;
- bepaling dat zij de huurster van de woning aan de [adres] te [X 1] zal zijn;
- bepaling dat de man de huurder van de woning aan de [adres2] te [X 1] zal zijn;
- de verdeling van het huwelijksvermogen te bepalen zoals verzocht onder de punten 4 tot en met 15 van de op 26 oktober 2020 ontvangen akte;
- dan wel een zodanige beslissing te nemen, met ingang van een zodanige datum, zoals de rechtbank redelijk acht.
De man verzoekt, samengevat,
- echtscheiding;
- te bepalen dat de vrouw aan de man betaalt € 2.500,= als vervanging voor inboedel;
- te bepalen dat de woning in [XXX] aan de man wordt toegedeeld;
- te bepalen dat de schuld aan Freo bij helfte wordt verdeeld;
- te bepalen dat de vrouw de helft van de verkoopopbrengst van de woning in [XX] aan de man vergoedt;
- te bepalen dat de vrouw alle bescheiden aangaande de verkoop van de woning in [XX] overlegt, onder verbeurte van een dwangsom indien de vrouw nalaat hieraan te voldoen;
- te bepalen dat de vrouw € 1.000,= aan de man betaalt ter zake de auto.

4.De beoordeling

Echtscheiding
4.1.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot de beide verzoeken tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van de verzoeken zich de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland bevond, en een van hen daar nog verblijft.
4.2.
De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Huurrecht
4.3.
Nu de beide woningen in Nederland zijn gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op de verzoeken met betrekking tot het huurrecht van de woningen. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen. Het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de voormalig echtelijke woning aan de [adres] , te [X 1] , aan de vrouw zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
4.4.
Tijdens de zitting heeft de vrouw haar verzoek met betrekking tot de huurrechten van de woning aan de [adres2] , [X 1] , ingetrokken. De gronden van dit verzoek kunnen dan ook niet meer beoordeeld worden en het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
Partnerbijdrage
4.5.
De vrouw stelt dat zij niet in staat is om volledig in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. De man moet volgens de vrouw redelijkerwijs in staat worden geacht een bijdrage te leveren.
4.6.
Namens de man is betwist dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage. Daarnaast heeft de man aangevoerd dat de vrouw haar inkomensgegevens niet heeft ingediend en zij wordt dus geacht over voldoende verdiencapaciteit te kunnen beschikken om zelf in haar levensonderhoud te voorzien.
4.7.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw. Op dit verzoek is Nederlands recht van toepassing, nu de onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw niets heeft gesteld met betrekking tot de hoogte van haar huwelijksgerelateerde behoefte. Daarnaast heeft de vrouw, hoewel zij had aangegeven haar inkomensgegevens te zullen toezenden, geen stukken in het geding gebracht waaruit de hoogte van haar huidige inkomen blijkt. De hoogte van de (huwelijksgerelateerde) behoefte van de vrouw en de mate waarin zij behoefte heeft aan een bijdrage van de man, kunnen dan ook niet door de rechtbank beoordeeld worden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding het verzoek van de vrouw als onvoldoende onderbouwd af te wijzen.
Huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling
4.9.
Voor het overige hebben beide partijen verzoeken gedaan in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk.
4.10.
Op de verzoeken van partijen zal de rechtbank Turks recht toepassen omdat partijen vóór het huwelijk het toepasselijke recht niet hebben aangewezen en zij ten tijde van de huwelijkssluiting de gemeenschappelijke Turkse nationaliteit bezaten, waarbij tevens aan een van de voorwaarden van artikel 4 lid 2 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van 14 maart 1978 is voldaan.
4.11.
Ingevolge artikel 7 van voormeld Verdrag is vervolgens met ingang van 10 maart 1998 Nederlands recht van toepassing, omdat partijen vanaf die datum beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten en zij hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De vrouw heeft verzocht de wijze van verdeling te gelasten van de boedelbestanddelen die partijen na 10 maart 1998 hebben verkregen. Tijdens de zitting heeft de man aangegeven akkoord te kunnen gaan met het verzoek van de vrouw.
4.12.
Gelet op het voorgaande geldt vanaf 10 maart 1998 tussen partijen de algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van deze gemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
4.13.
De gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, te weten 11 maart 2020. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap.
De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap is in beginsel de datum waarop de feitelijke verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Van deze peildata zal ook in het onderstaande worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
4.14.
De gemeenschap bestond op de peildatum van 11 maart 2020, volgens opgave van partijen zelf, uit de volgende bestanddelen:
goederen
a. inboedelgoederen;
b. een appartement in [XXX] , Turkije;
c. (de waarde van) aandelen;
d. een auto;
e. een woning in [XX] , Turkije;
schulden
f. een doorlopend krediet bij Freo.
Met betrekking tot de hiervoor genoemde bestanddelen wordt als volgt overwogen.
Ad a. Inboedelgoederen
4.15.
Namens de man is aangevoerd dat hij bij zijn vertrek uit de woning geen inboedelgoederen heeft meegenomen. De waarde van de achtergebleven inboedel stelt de man op een bedrag van € 5.000,=, zodat de vrouw een bedrag van € 2.500,= aan hem moet vergoeden.
4.16.
De vrouw betwist de door de man gestelde waarde voor de inboedelgoederen, omdat de betreffende goederen al 25 jaar oud zijn. Daarnaast heeft de vrouw tijdens de zitting aangevoerd dat er geen overzichten zijn gemaakt waaruit blijkt welke goederen aanwezig waren en is ook de waarde van de goederen volgens de vrouw niet onderbouwd.
4.17.
De rechtbank volgt de vrouw in haar verweer dat er geen overzichten in het geding zijn gebracht waaruit blijkt welke inboedelgoederen op de peildatum aanwezig waren. Daarnaast ontbreekt een overzicht waaruit de waarde per bestanddeel blijkt. De rechtbank acht zich dan ook niet in staat gesteld om te beslissen op het verzoek van de man, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
Ad d. Auto
4.18.
Volgens de man is de auto, merk Toyota Corolla, bij de vrouw achtergebleven. De auto moet dan ook aan de vrouw worden toegedeeld, onder vergoeding van de helft van de waarde van € 2.000,= aan hem.
4.19.
Op de mondelinge behandeling op 21 oktober 2021 heeft de vrouw verklaard dat zij de auto na de peildatum heeft verkocht voor een bedrag van € 200,=.
4.20.
In het kader van de verdeling zal de rechtbank bepalen dat de auto aan de vrouw moet worden toegedeeld, nu niet in geschil is tussen partijen dat de auto na het vertrek van de man bij de vrouw is achtergebleven.
4.21.
Met betrekking tot de waarde van de auto is de vrouw, zoals blijkt uit het verkort proces-verbaal, in de gelegenheid gesteld nadere gegevens van de auto in het geding te brengen, alsmede stukken waaruit blijkt dat zij de auto heeft verkocht voor het door haar gestelde bedrag. Uit de bijlagen bij de brief van de vrouw van 3 december 2021 blijkt dat de auto op 19 maart 2020 voor een bedrag van € 550,= is aangekocht door [bedrijf] . Van de zijde van de man is geen reactie ontvangen op voormelde brief van de vrouw. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vrouw uit hoofde van de toedeling van de auto aan haar de helft van het bedrag van € 550,=, zijnde € 275,=, aan de man moet voldoen.
Overige bestanddelen
4.22.
De wijze van verdeling van de overige bestanddelen en de waarde van deze overige bestanddelen is tussen partijen in geschil. Nu de rechtbank op de mondelinge behandeling van 21 oktober 2021 nog over onvoldoende gegevens beschikte om te kunnen beslissen over de wijze van verdeling van de onroerende zaken in Turkije (het appartement in [XXX] en de woning in [XX] ), de (waarde van de) aandelen en de schuld aan Freo, zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld nadere stukken in het geding te brengen.
4.23.
Naar aanleiding van de nadere stukken stelt de rechtbank vast dat ieder van partijen feitelijk het beheer heeft gehad over en beheersdaden heeft verricht met betrekking tot de twee onroerende zaken in Turkije. Verder staat vast dat partijen aan elkaar daarover geen enkele vorm van verantwoording hebben afgelegd. Nu in het kader van de echtscheidingsprocedure stelt de man dat de vrouw hem heeft benadeeld bij de verkoop van de woning in [XX] in 2018. De vrouw daarentegen heeft aangevoerd dat de man haar heeft benadeeld bij de verkoop van het appartement in [XXX] in 2021. Partijen hebben geen gegevens in het geding gebracht waaruit blijkt voor welk bedrag de woning in [XX] in 2018 zou zijn verkocht. Het appartement in [XXX] is volgens de man in 2021 verkocht voor een bedrag van 185.000,= Turkse Lira, terwijl volgens de vrouw moet worden uitgegaan van de waarde volgens het taxatierapport van 24 november 2020, zijnde 275.000,= Turkse Lira.
4.24.
Voor het overige is komen vast te staan dat de schuld aan Freo op de peildatum € 32.249,35 was en dat er in het verleden sprake is geweest van een aandelenportefeuille, welke werd beheerd door de man. Hoewel de man daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij geen inzicht gegeven in het verloop van voormelde aandelenportefeuille en mogelijk de eindafwikkeling van die portefeuille.
4.25.
Uit het voorgaande volgt dat partijen de rechtbank in voornoemde zaken onvoldoende informatie hebben verschaft om een op stellingen, feiten en omstandigheden gebaseerd oordeel uit te kunnen spreken. Evenzeer is de wederzijdse informatievoorziening dusdanig gebrekkig dat het voor de rechtbank ook niet goed mogelijk is om een traject van bewijsopdrachten en/of deskundigenbewijs in gang te zetten. Daarbij wordt aangetekend dat zowel aan de zijde van de man als aan de zijde van de vrouw sprake is van een gebrekkige informatievoorziening, zodat zij het zich beiden aan kunnen trekken dat de kwesties zullen worden afgedaan zoals hierna volgt. Er wordt aanleiding gezien om te beslissen op basis van een inschatting van hetgeen onder de gegeven omstandigheden als redelijk en billijk wordt geacht, zodat partijen, indien zij daarbij willen aansluiten, verder kunnen met hun leven.
4.26.
De rechtbank zal bepalen dat de man, in de onderlinge verhouding tussen partijen, de schuld aan Freo als een eigen schuld moet voldoen, onder vrijwaring van de vrouw ter zake. Dit nu van de man verwacht had mogen worden dat hij inzicht had moeten verschaffen in het verloop van de aandelenportefeuille. Ook had het op de weg van de man gelegen om uit te leggen wat hij heeft gedaan met de verkoopopbrengst van het appartement in [XXX] in 2021 en met name ook waarom met deze opbrengst de schuld aan Freo niet geheel of gedeeltelijk kon worden afgelost. Ten aanzien van de verkoop van de woning in [XX] door de vrouw in 2018, wordt overwogen dat deze transactie te ver in het verleden ligt om daaraan nu, op basis van hetgeen is aangevoerd, de conclusie te kunnen verbinden dat de gemeenschap is benadeeld, en zo ja, in welke omvang. In het feit dat de vrouw aan de man en de man aan de vrouw over en weer geen enkele verantwoording over de transacties met betrekking tot de onroerende zaken hebben afgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om ter zake geen vergoedingen over en weer op te leggen. Partijen zijn al langere tijd gewend om hun zaken zelfstandig te regelen en hebben – kennelijk – geen aanleiding gezien om elkaar in die kwesties te betrekken of ter verantwoording te roepen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de (waarde van de) onroerende zaken in Turkije enigszins vergelijkbaar lijken te zijn.
4.27.
De overige verzoeken van partijen in het kader van de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk zullen dan ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [huwelijksdatum] in de gemeente [X 1] met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurster zal zijn van de echtelijke woning, gelegen aan de [adres] , [adres3] ;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de auto Toyota Corolla aan de vrouw zal worden toegedeeld tegen een waarde van € 550,=, onder de verplichting tot vergoeding aan de man van een bedrag van € 275,= (tweehonderd en vijfenzeventig euro);
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. van Leuven, en, in tegenwoordigheid van van der Burgt-de Klerk, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.