Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 17 december 2021 was ingekomen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P. de Man, vroeg de rechtbank om de strafzaak tegen hem te beëindigen, omdat hij vier en een half jaar na de verdenking van een strafbaar feit inzake de Opiumwet nog steeds niet op de hoogte was van de stand van zaken in de strafrechtelijke vervolging. De officier van justitie stelde echter dat de verzoeker deel uitmaakt van een omvangrijk strafrechtelijk onderzoek, genaamd KeiAppel, en dat er recentelijk vervolgingsbeslissingen zijn genomen, waaronder de beslissing om verzoeker te dagvaarden voor de politierechter.
De rechtbank overwoog dat het belang van de verzoeker voorop staat, maar constateerde dat het Openbaar Ministerie inmiddels was overgegaan tot dagvaarding van de verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een situatie waarin de vervolging niet werd voortgezet. Daarom werd het verzoek tot beëindiging van de strafzaak afgewezen. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers mr. A. Luijten en J. van 't Westende, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 22 april 2022.