ECLI:NL:RBZWB:2022:6850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-019769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift tot beëindiging van strafzaak op basis van artikel 29f Sv

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 17 december 2021 was ingekomen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P. de Man, vroeg de rechtbank om de strafzaak tegen hem te beëindigen, omdat hij vier en een half jaar na de verdenking van een strafbaar feit inzake de Opiumwet nog steeds niet op de hoogte was van de stand van zaken in de strafrechtelijke vervolging. De officier van justitie stelde echter dat de verzoeker deel uitmaakt van een omvangrijk strafrechtelijk onderzoek, genaamd KeiAppel, en dat er recentelijk vervolgingsbeslissingen zijn genomen, waaronder de beslissing om verzoeker te dagvaarden voor de politierechter.

De rechtbank overwoog dat het belang van de verzoeker voorop staat, maar constateerde dat het Openbaar Ministerie inmiddels was overgegaan tot dagvaarding van de verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een situatie waarin de vervolging niet werd voortgezet. Daarom werd het verzoek tot beëindiging van de strafzaak afgewezen. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers mr. A. Luijten en J. van 't Westende, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 22 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/340001-21
rk-nummer: 21-019769
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 december 2021, in de zaak:
[verzoeker]wonende te [woonplaats],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. drs. J.P. de Man, Jagersbosstraat 8, 5240 AD Rosmalen

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 29f Sv;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 8 april 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, verzoeker en mr. drs. J.P. de Man als advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is naar voren gebracht dat hij in april 2017 werd verdacht van een strafbaar feit inzake de Opiumwet. Daartoe is verzoeker op 13 april 2017 verhoord door politie en justitie. vervolgens is verzoeker op 1 december 2017 nogmaals verhoord. Namens verzoeker is gevraagd om een (begin van een) procesdossier waar door het Openbaar Ministerie geen gehoor aan werd gegeven. Blijkbaar is het strafrechtelijk onderzoek ten parkette in het ongerede geraakt. Er konden of werden geen verdere stukken overgelegd aangaande de strafrechtelijke verdenking jegens verzoeker. Inmiddels is verzoeker vier en een half jaar verder en is verzoeker niet op de hoogte van de (huidige) stand van zaken aangaande enige strafrechtelijke vervolging. Naar het oordeel van verzoeker heeft het Openbaar Ministerie zijn recht op vervolging laten verjaren. Verzoeker vraagt de rechtbank de strafzaak tegen hem als beëindigd te verklaren.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat verzoeker deel uitmaakt van het zeer omvangrijke strafrechtelijke onderzoek KeiAppel. Hierin is pas recentelijk een oordeel vanuit het Openbaar Ministerie gekomen hetgeen geleid heeft tot verdere vervolgingsbeslissingen in deze zaak. Zo ook tegen verzoeker. In het geval van verzoeker is besloten verzoeker te dagvaarden voor de politierechter. Er is inmiddels een zittingsdatum bekend. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt om het verzoekschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen.
Bij de toepassing van artikel 29f Sv staat het belang van de verzoeker voorop om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de tegen hem aangevangen en nog niet beëindigde strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie. De maatstaf bij de beoordeling van het verzoek is of in de zaak van de verzoeker, die nog niet formeel is geëindigd, niettemin gezegd kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie inmiddels over is gegaan tot het dagvaarden van verzoeker en dat verzoeker inmiddels een datum in juni bekend is geworden waarop verzoeker voor de politierechter dient te verschijnen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zich niet de situatie voordoet dat de vervolging niet wordt voortgezet en dat het verzoek dan ook moet worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot beëindiging van de strafzaak af.
Deze beslissing is op 22 april 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2022.
De griffier J. van ’t Westende is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.