ECLI:NL:RBZWB:2022:6859

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-020323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname scooter in strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klaagster, die de teruggave van een in beslag genomen scooter vorderde. De scooter was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de zoon van klaagster, die verdacht werd van betrokkenheid bij een criminele organisatie en het produceren van harddrugs. Klaagster stelde dat zij de rechtmatige eigenaar van de scooter was, die zij als verjaardagscadeau had ontvangen van haar man. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de inbeslagname gerechtvaardigd was in het belang van de strafvordering.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 8 april 2022 zijn zowel klaagster als de officier van justitie gehoord. Klaagster voerde aan dat er geen strafvorderlijk belang was om de inbeslagname voort te zetten, terwijl de officier van justitie betoogde dat de scooter mogelijk betrokken was bij criminele activiteiten en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou overgaan.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank concludeerde dat klaagster niet als rechthebbende kon worden aangemerkt, gezien de omstandigheden van de aankoop en het gebruik van de scooter. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de scooter gerechtvaardigd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/008998-21
rk.nummer: 21-020323
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]geboren op [geboortedag] 1963,
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.A. Buntsma, Delpratsingel 25, 4811 AP Breda
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 september 2021 onder in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] in beslag is genomen: een scooter van het merk, Vespa, type, Piaggio en voorzien van het [kenteken] ;
  • het klaagschrift, ingediend op 24 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 april 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, klaagster, mr. M.A. Buntsma als gemachtigd raadsman van klaagster en [naam] als belanghebbende.
Namens klaagster is aangevoerd dat er door de politie op 28 september 2021 onder de zoon van klaagster, in het lopende strafrechtelijk onderzoek Philippus, een scooter (merk; Vespa, type; Piaggio, [kenteken] ) in beslag is genomen. Klaagster is de rechthebbende eigenaar over deze scooter en heeft de scooter als verjaardagscadeau van haar man, [naam] , gekregen. De scooter is geleverd op 17 februari 2021 en opgehaald door de zoon van klaagster, [naam] . Het is om die reden dat de naam van haar zoon op de aankoopfactuur staat vermeld. Belanghebbende heeft het aankoopbedrag contant van de partner van klaagster meegekregen en heeft op die manier de scooter afgerekend. De scooter is gefinancierd door de verkoop van een eerdere Vespa scooter en de verkoop van een auto. Beide bedragen zijn toen contant ontvangen. De scooter staat op naam van klaagster en klaagster betaalt de verzekeringen. Van een schijnconstructie is geen sprake. Er is geen strafvorderlijk belang dat de inbeslagname van de scooter (nog) langer vordert. Voorts was klaagster niet bekend met de strafrechtelijke verdenking aangaande haar zoon. Klaagster is van mening dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de scooter zal bevelen. Dit geldt ook zo mocht er conservatoir beslag op de scooter zijn belegd. Redenen waarom klaagster de rechtbank verzoekt haar klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de scooter aan klaagster.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslagname heeft plaatsgevonden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek Philippus. De zoon van klaagster, [naam] wordt verdacht van betrokkenheid bij een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het produceren van harddrugs. Daarnaast richt het onderzoek zich op het opzetwitwassen van diverse goederen. De officier van justitie is van mening dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de scooter. Uit onderzoek is gebleken dat [naam] de betreffende scooter heeft aangeschaft met een betaling in contanten terwijl belanghebbende hier niet de financiële middelen toe heeft. Uit TAP gesprekken bleek dat belanghebbende op zoek was naar een Vespa scooter voor zijn zoon en dat belanghebbende hier meerdere malen contact over heeft gehad met de, latere, verkoper van de scooter. Voorts bleek uit de TAP gesprekken dat belanghebbende de scooter contant aanschaft en dat de zoon van klager een dag na zijn verjaardag, waar klaagster tevens op bezoek was, op de scooter rond rijdt. Tijdens de doorzoeking van de woning wordt de scooter in de tuin van de woning aangetroffen en in de buddyseat van de scooter lagen persoonlijke spullen van de zoon van belanghebbende. Klaagster en haar man beroepen zich op de omstandigheid dat de scooter, heimelijk, voor de verjaardag van klaagster is aangeschaft met contante gelden verstrekt door de partner van klaagster. Belanghebbende heeft zich deels willen beroepen op zijn verschoningsrecht aangaande cruciale punten betreffende de (aankoop van de) scooter. Alles bij elkaar genomen is de officier van justitie van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto uit zal spreken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Uit de stukken in het raadkamerdossier en het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank op dat er tegen belanghebbende [naam] een strafrechtelijke verdenking heerst in een grootschalig onderzoek aangaande de productie en handel in harddrugs alsmede het witwassen van diverse goederen. Klaagster is de moeder van belanghebbende en stelt redelijkerwijs rechthebbende te zijn over de scooter. Volgens klaagster heeft zij de scooter voor haar verjaardag gekregen als verrassing. De partner van klaagster ondersteunt dit verhaal en stelt dat hij de (contante) gelden beschikbaar had uit de verkoop van een (andere) scooter en een auto. Omdat het een verassing voor klaagster was werd belanghebbende aangewezen om zorg te dragen voor de (aan)koop van de scooter. Uit TAP gesprekken is gebleken dat belanghebbende specifiek op zoek was naar een scooter van het merk Vespa en dat belanghebbende hierover meerdere malen contact heeft gehad met de latere verkoper van de scooter. Uit de beschikbare stukken begrijpt de rechtbank dat het belanghebbende is die bepaalt wat voor opties er op de scooter dienen te komen, die de aflevering en de betaling (in contante gelden) op zich neemt en op wiens naam het koopcontract staat op het moment dat de scooter wordt geleverd. Het kenteken van de scooter en ook de verzekering van de scooter staan op naam van klaagster. Voorts begrijpt de rechtbank dat uit TAP gesprekken op te maken valt dat belanghebbende de scooter voor zijn zoon, [naam zoon] aan wilde schaffen. Dat [naam zoon] de scooter voor zijn verjaardag zal krijgen en dat klaagster op de verjaardag aanwezig zal zijn. Tijdens de doorzoeking van de woning wordt de betreffende scooter in de tuin van belanghebbende aangetroffen en worden er in de buddyseat van de scooter diverse persoonlijke eigendommen van de zoon van belanghebbende aangetroffen. Enige inzage in de geldstromen die tot de aankoop van de scooter hebben geleid heeft de rechtbank niet in het raadkamerdossier aangetroffen.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat klaagster thans niet als redelijkerwijs rechthebbende over de scooter valt aan te merken gelet op het hiervoor geconstateerde. Uit het enkel op naam zetten van het kenteken en het betalen van de verzekering valt onder de geschetste omstandigheden geen eigendom af te leiden. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de scooter uit zal spreken.
De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 22 april 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2022.
De griffier J. van ’t Westende is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).