ECLI:NL:RBZWB:2022:6861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-020328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname horloge in strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die de teruggave van een horloge eiste dat in beslag was genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar zijn zoon. Klager, die zich als rechthebbende beschouwde, stelde dat hij het horloge rechtmatig had aangeschaft en dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het horloge in beslag was genomen in het kader van een onderzoek naar de betrokkenheid van de zoon bij een criminele organisatie en dat het horloge voor verbeurdverklaring in aanmerking kwam.

De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld, waarbij klager en zijn gemachtigde, mr. M.A. Buntsma, aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het horloge zou bevelen, gezien de omstandigheden van de zaak en de verklaringen van klager en zijn partner. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het horloge en verklaarde het klaagschrift ongegrond.

De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffiers mr. A. Luijten en J. van 't Westende. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/008998-21
rk.nummer: 21-020328
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1961,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.A. Buntsma, Delpratsingel 25, 4811 AP Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 september 2021 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam zoon] in beslag is genomen: een horloge van het merk, [naam merk] ;
  • het klaagschrift, ingediend op 24 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 april 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, klager, mr. M.A. Buntsma als gemachtigd raadsman van klager en [naam zoon] als belanghebbende.
Namens klager is aangevoerd dat er door de politie op 28 september 2021 onder de zoon van klager, in het lopende strafrechtelijk onderzoek Philippus, een horloge (merk; [naam merk] ) in beslag is genomen. Klager is de rechtmatig eigenaar van dit horloge en heeft dit horloge in december 2020 bij een particulier gekocht voor een bedrag van € 9.500,00. Klager heeft dit horloge bekostigd met de inruil van een horloge, de verkoop van gouden sieraden van zijn partner en diverse geldbedragen die zijn partner van haar moeder heeft mogen ontvangen in de periode tussen maart en november 2019. De zoon van klager had het horloge van klager geleend voor zijn vakantie. Daartoe overlegt klager een whatsapp bericht van 28 augustus 2021 waarin klager navraag doet over het horloge. Klager draagt het horloge zelf en leent het wel eens uit aan zijn zoon. Er is geen enkele sprake van een schijnconstructie. Klager is rechthebbende. Er is geen verder strafvorderlijk belang bij de voortduring van het beslag. Klager was niet bekend met de strafrechtelijke verdenking aangaande zijn zoon. Klager is van mening dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het horloge zal bevelen. Dit geldt ook zo mocht er conservatoir beslag op het horloge belegd zijn. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van het horloge als klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslagname heeft plaatsgevonden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek Philippus. De zoon van klager, [naam zoon] wordt verdacht van betrokkenheid bij een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het produceren van harddrugs. Daarnaast richt het onderzoek zich op het opzetwitwassen van diverse goederen. De officier van justitie is van mening dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het horloge. Het horloge komt voor verbeurdverklaring in aanmerking. Het horloge is in de woning en onder de zoon van klager in beslag genomen. De zoon van klager en zijn partner leven van een uitkering en diverse toeslagen, er wordt veel contant geld uitgegeven. Het is politie en justitie niet duidelijk geworden hoe het betreffende horloge precies is aangekocht. De officier van justitie vindt het verder opvallend dat klager en zijn partner niet overeenkomstig verklaren. Zo zou de partner van klager in haar getuigenverhoor hebben verklaard dat zij niet weet waar het horloge van betaald is en, later, dat het horloge met een erfenis is bekostigd. Voorts is de officier van justitie de mening toegedaan dat niet (geheel) inzichtelijk is gemaakt hoe de geldstromen onder klager hebben geleid tot het bedrag voor de aankoop van het horloge en is niet onomstotelijk vast te stellen dat klager ook daadwerkelijk de redelijkerwijs rechthebbende over het horloge is. Het is thans niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het horloge uit zal spreken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank maakt uit de beschikbaar zijnde raadkamerstukken en het verhandelde ter zitting op dat belanghebbende onderwerp is van een grootschalig strafrechtelijk onderzoek inzake de productie en handel in harddrugs. Klager is de vader van belanghebbende en stelt rechthebbende te zijn over het horloge. Het horloge is onder belanghebbende in beslag genomen en werd gevonden in de slaapkamer van belanghebbende tijdens de strafrechtelijke doorzoeking van de woning van belanghebbende op 28 september 2021. Volgens informatie van de officier van justitie zou belanghebbende de feitelijk rechthebbende over het horloge zijn en kan belanghebbende het horloge, dat getaxeerd is op een waarde van € 5.000,00, niet zelf bekostigd hebben gelet op de inkomsten en uitgaven van belanghebbende. Klager heeft de aanschaf van het horloge nader willen onderbouwen door verscheiden bankafschriften te overleggen en door een verklaring af te leggen aangaande de aanschaf van het horloge. Daartoe merkt de rechtbank het volgende op. Hoewel klager een begin van aannemelijkheid heeft willen maken aangaande de aanschaf van het horloge begrijpt de rechtbank uit de in het raadkamerdossier beschikbare stukken dat er wisselend wordt verklaard aangaande de bedragen en gelden die gemoeid zijn geweest met de aanschaf van het horloge. De door klager overgelegde bankafschriften scheppen daar geen (verdere) duidelijkheid in. Voorts is vast te stellen dat belanghebbende meerdere malen is gezien met het horloge en het horloge is onder belanghebbende in de woning van belanghebbende, in de slaapkamer, in beslag genomen. Het horloge was in de feitelijke beschikkingsmacht van belanghebbende en belanghebbende gedroeg zich als rechthebbende over het horloge. Hij wordt dan ook vooralsnog als zodanig aangemerkt.
Gelet op het summiere toetsingskader van de raadkamer en het hiervoor overwogene is de rechtbank voorts van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het horloge zal bevelen.
De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 22 april 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2022.
De griffier J. van ’t Westende is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).